- 857
Te beginnen met het Noorden worden de volgende verbin
dingen met de Westkust aangetroffen
1. Yan Ajer Hadji (aan den weg Indrapoera-Balei Salasa) langs
■de gelijknamige rivier en de Landir-rivier, over den Goenoeng
Ajer Patjah, naar de doesoen Si Oelak in het meesc N.-lijke
weinig bewoonde deel van Korintji.
Dit pad zou weinig geaccidenteerd zijn doch 10 a 15 keer
de genoemde rivieren snijden.
Door de lage oevers te volgen ware dit aantal te beperken.
Het pad wordt tot de waterscheiding (hier tevens grens),
■die voor inlanders in een dag te bereiken zou zijn, door in
zamelaars van boschprodukten gebruikt.
Verderop is het pad niet bekend; een zekere Panglima Tangkai
van Sioelak zou belast zijn met het bewaken van dezen toegang.
2. Van Tapan naar de doesoen Sikoengkoeng in het N. W.
van het meer gelegen deel van Korintji.
Dit pad, waarlangs alle handel met de onderafdeeling Indra-
poera plaats heeft, werd tusschen 26 Januari en 4 Februari 1903
verkend en opgenomen. De gemeenschap tusschen Indrapoera
■en Tapan heeft hoofdzakelijk te water plaats; de landweg is
niet voor karrentransport geschikt.
De Tapan-rivier is tot Tapan bevaarbaar voor kleine stoom-
sloepen van hoogstens 4 voet diepgang en voor prauwen met
hoogstens 150 pikol laadvermogen Gewoonlijk worden prauwen
van niet meer dan 100 pikol gebruikt.
Van Tapan tot Loeboek Koeboe is het pad geheel vlak,
verderop zeer geaccidenteerd.
Vooral de Boekit Gadang is bijzonder steil en hoog, doch de
voet vindt bijna steeds steun door de vele boomwortels en de
bodem is zelden glad.
Tot aan den Boekit Gadang voert het pad af en toe over
■niet bandjirvrij terrein
De rivierovergang bij Moeara Sako is bij bandjir zeer ge
vaarlijk; een loods (baroeng-baroeng) met ruimte voor 40 a 50
man biedt hier gelegenheid tot wachten op lagen waterstand.
Van den Pamoetjoek Boekit Gadang tot baroeng baroeng Ta-
lang is het pad zeer moeilijk, vooral het laatste deel dat door
■de bedding der Tapan rivier voert. Dit gedeelte moet echter