907
Kandel, een geslepen stokebrand, grooten invloed op den vorst
uitoefent, die als trotsch en eerzuchtig wordt afgeschilderd. Heeft
het voorgevallene in Badoeng voldoenden indruk op Dewa G'dé
Tangkeban gemaakt, dan zal hij, die zooveel op zijn kerfstok heeft,
(zie het le gedeelte van dit opstel), wel bakzeil halen. Maar
meent hij, dat ons optreden zonder marine-geschut door hem
met zijn 250 geweren wel gekeerd kan worden, zoo kan het
tot een strijd komen, waarvan de uitslag wel niet twijfelach
tig zal zijn, doch die in elk geval de afwikkeling der Bali-zaken
eenigszins zal vertragen, al wordt dan ook hoogstwaarschijnlijk
een voor de Regeering zuiverder toestand geschapen.
Ofschoon de houding van Kloengkoengs vorst veel zal afhan
gen van die in Bangli aangenomen, daar hij, goedhartig en
eenigszins bedeesd, onder den invloed staat van zijn rijksbe
stuurder, een zoon uit het huwelijk van den vorigen Dewa-
Agoeng met de zuster van Dewa G'dé Tangkeban, zoo blijkt
toch uit veel, dat de lust tot verzet tegen het Gouvernement
niet groot is. Kloengkoeng heeft van den aanvang af zijn me
dewerking tot de afsluiting toegezegd dat desniettegenstaande in
Sibang en Abeansemal handel met Badoeng plaats vond is niet
te wijten aan dubbelhartigheid, maar aan de geringe kracht, die
van des Dewa Agoeng's bestuur uitgaat, vooral in zijn onder-
hoorigheden. Toen tot geweld maatregelen tegen Badoeng en
Tabanan zou worden overgegaan en zulks den anderen vorsten
werd medegedeeld, verklaarde Kloenkoeng ons optreden billijk
te vinden; toch vernam men geruchten betreffende een wa
penen va,n en het opleggen van oorlogsvoorraden in Pajangan,
dat als een wig tusschen de deelen van Gianjar ligt, met
Abeansemal de smalle verbinding tusschen die deelen beheer-
schende.
De gezindheid der bevolking in het eigenlijke Kloengkoeng
is echter niet oorlogzuchtig om de eenvoudige reden dat ze
naar ïust verlangt, nadat de vorige Dewa Agoeng door zijn
voortdurend gehaspel met zijn huurlieden haar zoo te zeggen
steeds op oorlogsvoet hield, zeer ten nadeele van de wel
vaart en een sterke emigratie veroorzakende, waardoor het
land nog meer achteruit ging. Kloengkoeng verbouwt dan
ook niet meer rijst, dan voor de behoefte reikt, en drijft bijna