ONZE UITGESLETEN GEWEERLOOPEN.
{Met i figuren in de tekst).
In het ondervolgende zal een en ander behandeld worden,
betreffende onze uitgesleten geweerloopen, en de middelen
om deze, voor zooveel mogelijk, te verbeteren, in hoofdzaak
wat aangaat het trefkansschieten.
Tevens worden eenige proeven vermeld, met dergelijke loopen
genomen, om te redeneering toe te lichten.
Zooals bekend is heeft het projectiel van onze geweren M.
95 een middellijn van 6.7 m.M., terwijl de loop een kaliber
heeft over de velden van 6.5 m.M., over de trekken van 6.8 m.M.
Tengevolge van die grootere middellijn van het projectiel, in
vergelijking van het kaliber over de velden, moet dit bij het
schot door den loop geperst worden en is daardoor gedwongen
de trekken te volgen.
Echter zou die grootere middellijn allèèn onvoldoende zijn om
dit laatste te bewerkstelligende groote kracht der 'gassen zou
zeer zeker het projectiel over de trekken doen springen, doch
juist die groote kracht bevordert de geleiding. Evenals een
graszode voldoende is, om een daardoor opgestopte lading rook-
zwak buskruit tot ontploffing te brengen, is de geringe op
stopping van het projectiel, door zijn grootere middellijn in
vergelijking met het inwendige van den loop, oorzaak, dat op
het oogenblik van ontbranding der lading, de gasdruk zeer
hoog wordt opgevoerd. Die plotselinge hooge druk stuikt het
projectiel op, en dwingt het om nauwkeurig de inwendige
afmetingen van den loop aan te nemen en deze nagenoeg gas-
dicht af te sluiten. Die opstuiking heeft voornamelijk plaats
op 't oogenblik van ontbranding der lading; zoodra toch het
projectiel in beweging is, zullen de gassen in hoofdzaak het
projectiel meer snelheid geven. Bij een nieuwen loop neemt die
snelheid toe tot op ongeveer 1 d.M. vóór de monding, daarna