957 een eed volgens de adat, door het slachten en eten van een karbouw, hadden bezegeld. Teneinde zekerheid te hebben omtrent hetgeen zich achter die alarmeerende berichten verschool, werd met de beschikbare troepen, zijnde 21 bajonetten, 3 dwangarbeiders, 1 Europeesch soldaat ziekenverpleger en bovendien één tandoe, eene verken- ning gemaakt naar de vlakte van Korintji. Nabij den rand van de sawahvlakte gekomen, werden meerdere hoofden van Soengei Penoeh, Rawang en Soemeroep met hunne volgelingen ontmoet, die allen verklaarden op weg te zijn naar Koto Limau Saring om hunne opwachting te maken. Zij werden naar Si Koeng- koeng gezonden met opdracht den aldaar aanwezigen hoofden mede te deelen, dat zij den troep te gemoet moesten komen met witte vlaggen als teeken van vriendschappelijke gezindheid. Op eenige honderde meters van die plaats kwamen werkelijk de hoofden de patrouille tegemoet; aldaar werden de bedoelingen van het Gouvernement medegedeeld en hun gewezen op het verkeerde van het niet voldoen aan de oproeping om te Koto Limau Saring te komen. Op de vraag, hun één voor één gesteld, of zij bereid waren zich te onderwerpen, werd van allen een bevestigend antwoord ontvangen. Hun werd verder gezegd, dat de patrouille naar den kampong Si Koengkoeng zou opmarchee- ren en daar tegen betaling voorzien moest worden van gekookte rijst en klappers. In den kampong stonden honderden voorzien van blanke wapenen; de hoofden bewogen zich zenuwachtig en druk rede- neerend tusschen het volk en verzochten den Chef van den Staf, die te kennen gegeven had den kampong te willen betre den, diingend dit niet te doen, daar de bevolking, vooral de vrouwen en kinderen, geheel over stuur zouden raken bij de plotselinge verschijning van de soldaten, waardoor het ergste gevreesd werd. Daar met het oog op de geringe sterkte der patrouille het aanbinden van den strijd zeer onoordeelkundig zou zijn geweest en het tevens verkeerd was om, voordat de expeditionnaiie tioepen aangekomen waren, op eigen gelegenheid oorlog te gaan voeren, werd de terugmarsch aangenomen, nadat den hoofden medegedeeld was, dat bij wijze van gunst thans de kampong niet binnengerukt werd, doch dat de Compagnie i. M. T. 1906.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 473