973
zou worden. Men bedenke echter dat, indien bij een vetkussen
van 2 c.M. dikte de zadel nog niet past, dit een bewijs is dat
sommige deelen van de steeg meer dan 2 c.M. te veel uitsteken,
zoodat in dergelijke gevallen drukking bij eenigszins lange mar-
schen niet uit kan blijven. De beproeving van de vetkussens
c a. zal ons dan ook duidelijk laten zien, hoe slecht de bokken
tot nu toe op de dieren hebben gepast en, waar men dan ein
delijk eene zichtbare en tastbare oorzaak van drukkingen voor
zich krijgt, daar zou het niet verstandig zijn er niet van te
profiteeren.
Verder zij aangeteekend, dat in dit stelsel het beweegbaar zijn
van de stegen totaal overbodig is. Voor vermindering van het
gewicht zouden de stegen dus bij nieuwen aanmaak van draag-
bokken vast aan den voor- en den achterboom kunnen worden
verbonden, waardoor dus voor de draagdieren eene zeer belang
rijke gewichtsbesparing wordt verkregen.
Bij de invoering van de onderwerpelijke kussens bij de bok-
zadels mag zeker niet onvermeld blijven een nadeel, waarover
steeds door de cavaleristen ten opzichte van deze zadels is ge
klaagd, n.l. dat de ruiter onder zich meer den bok dan het paard
voelt. Dit nadeel spruit behalve uit de onwrikbare constructie
van den bok en de te hooge plaatsing van de zitting, voornamelijk
voort uit de ligging van de stegen boven op den deken, waardoor
bij den ruiter de voeling van het dijbeen met het paard soms
op hinderlijke wijze door de steeg wordt onderbroken. Dit voe
len van de steeg door het dijbeen is een gevolg daarvan, dat
bij ons de zweetbladen, in afwijking van het Hollandsch model
waarnaar de bok is gecopieerd, niet zijn opgevuld. Dit is m. i.
een principieele fout geweest. Wanneer men toch een bepaald
type overneemt, kan men daarvan doorgaans niet straffeloos
enkele samenstellende deelen, die het systeem vormen, weglaten.
Men zou dus het zweetblad aan de binnenzijde zoodanig met
koehaar moeten opvullen, dat de overgang van den ondersten
rand van de steeg tot de chabrak wordt bijgevuld, welke bij
vulling naar beneden geleidelijk te niet moet loopen. Ter plaatse,
waar het zweetblad op de steeg rust, heeft dus in het geheel
geen vulling plaats. Is het zweetblad zoodanig gevuld, dat het
I. M. T. 1906. GO