1002 Ter toelichting diene, dat de slavenhandel op Soemba nog in zwang is. De Soembaneezen worden nog verdeeld in drie kasten, n.l. de Maramba's of grooten, de Kabisoe's of vrijen en de Ata's of slaven. Toen de „Spits" den 9en Maart te Memboro kwam, bleek het ge- wenscht, dat de troepen aan land gingen, want wel voldeed een gedeelte der hoofden aan de oproeping van den Resident om voor hem te verschij nen, doch Oemboe Kerai kwam niet. Na een voorloopig onderzoek, in gesteld door den posthouder van Melolo, was hij gevlucht en sedert niet teruggekeerd. Het bleek den resident al spoedig dat, wilde hij geheel op de hoogte van het voorgevallene komen, ook te Kodi een onderzoek moest gehouden worden. Vergezeld van eenige hoofden, die een aandeel in den rooftocht hadden gehad, begaf hij zich derwaarts, aan het detachement de taak opdragende om in den omtrek van Memboro te patrouilleeren en Palendi, de woonplaats van Oemboe Iverai te bezetten. Van uit het in die kampong betrokken bivak deed luit. Rijnders met zijn detachement eene poging om laatstgenoemd hoofd in zijn schuilplaats te Parei Ketondo te overvallen. Deze mislukte, want wel werd de verster king, die omgeven was door een cactushaag en een 3 M. hooge steenen borstwering, bij het aanbreken van den dag overvallen en genomen, doch Oemboe Kerai zelf bleek afwezig, Eerst drie dagen later, 15 Maart, werd iets naders omtrent de voort- vluchtigen vernomen. Op dien dag toch kwam bericht, dat alle hoofden en volgelingen, die aan den rooftocht in Kodi hadden deelgenomen, allen te paard, zich bevonden op U K.M. afstand van het bivak gelegen. Bevreesd v< or de soldaten verzochten zij den colonne-commandant hem aldaar te mogen ontmoeten- Van af den heuvel, waarop zij zich bevonden, had men een ruim uitzicht over het omliggend terrein, zoodat geen overrompeling voor hen te vreezen was; ten overvloede waren overal posten te paard uitgesteld. Luit. Rijnders voldeed aan hun verlangen en begaf zich, slechts gevolgd door een tolk en een Soembaneesch hoofd, naar den heuvel Oemboe Kerai bood dien officier eenige geschenken aan en was blijkbaar tot toenadering gezind, doch noch dien dag, noch den 19en toen nogmaals op dezelfde wijze een bijeenkomst werd gehouden en Oemboe wederom als teeken van zijne goedgezindheid een paard en een karbouw aanbood, was hij er toe te bewegen om zich bij den resident te melden. Hierop werd Oemboe Kerai een geldboete, groot f 10.000 opgelegd, met bijvoeging van de bepaling, dat voor elk der geroofde personen, die teruggebracht werd, dat bedrag met f 100 zou verminderd worden. Aan een der bevriende hoofden werd de bewaking van den veestapel van Oemboe Kerai opge dragen, teneinde te voorkomen, dat deze zijne bezittingen naar het bin-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 518