1003 nenland zou vervoeren, waarmede de beste kans, dat de boete betaald zou worden, verkeken zou zijn. Den 20en Maart werd een aanvang gemaakt met het betalen der boete door het aanbrengen van 9 karbouwen en 9 paarden. Den volgenden dag keerde de resident naar Timor terug, het aan den detachementscommandant overlatend om voor de rust op het eiland Soemba te zorgen en door patrouilleeren de afwikkeling van de zaak te bespoe digen. Wel gelukte het aan verschillende afdeelingen om eenige deelne mers in handen te krijgen en beslag te leggen op enkele wapens en eenig vee, doch pogingen om Oemboe Kerai zelf gevangen te nemen mislukten. Na een vergeefschen tocht naar Palamedo in de maand April scheen het dat de kansen zouden keeren. Een patrouille toch, die naar aanleiding van ingekomen berichten om trent de verblijfplaats van Oemboe Kerai, van Memboro uit in het binnen land doordrong, verkreeg de zekerheid, dat dit voortvluchtige hoofd zich met 300 volgelingen in kampong Pré Mandita, op een dagmarsch van de kust gelegen versterkt had. Eenige dagen na terugkeer van deze patrouille vertrok luit. Kijnders naar het binnenland om te Pagenje een bivak te betrekken. Gedurende den marsch bleken de kampongs verlaten te zijn, terwijl ook de radja van Lawonda, door wiens gebied men trok en die zich met Oemboe Kerai in Pre Mandita bevond, in gebreke bleef om zijn opwachting te komen ma ken. Wel stuurde deze vorst eenig voedsel voor den troep en had luit. Kijnders zelf later een samenkomst met dit hoofd, doch diens overmoedige houding toonde voldoende aan, dat van toenadering nog weinig sprake was. Toch trachtte genoemd officier de zaak in der minne te schikken door te voldoen aan een verzoek namens Oemboe Kerai gedaan n.l. om Oemboe Sarmani den door het gouvernement erkenden radja van Mem borote Pagenje te doen ontbieden, opdat deze als bemiddelaar zou kun nen optreden. Persoonlijk begaf luitenant Rijnders zich daarvoor en om versterking te halen naar Memboro, De komst van den radja van Memboro bracht evenwel geen verandering in den toestand, waarop den 6en Mei de aanval op den zwaar versterkten kampong Pré Mandita volgde. Ten koste van één gesneuvelde en 6 gewonden werd de versterking genomen, waarbij de vijand 6 dooden in onze handen liet, terwijl vele gewonden waaronder ook Oemboe Kerai, door het zwaar begroeide terrein wisten te ontkomen 1). Latere berichten meldden, dat 15 personen gewond waren, waarvan 5 -overleden, doch weerspraken de verwonding van den leider van het ver zet. "Verschillende pogingen in de eerstvolgende dagen ondernomen om 1) Voor meerdere bijzonderheden dit gevecht betreffende wordt verwezen naar het -artikel „Het gevecht om Pré Medita (Mandita)" in afl. 9 blz. 749, van dezen jaargang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 519