554 de invoering van ponies een van de breedst uitgemeten bezwa ren vervallen is. VI. De beteekenis der artillerie. De Russisch-Japansche oorlog slaat den bodem in aan de ver wachtingen van hen, die, ongeacht de ervaringen in Zuid-Afrika en in 1877/78 opgedaan, in het granaatkartetskanon een wapen zagen, waardoor de beteekenis der artillerie vergeleken met die in den oorlog van 1870/71 belangrijk zou gestegen zijn. Al uit een technisch oogpunt was dit onwaarschijnlijk; immers de veld artillerie nog wel de meest begunstigde dochter van Sinte Bar bara—is met hare bewapening op zijn best gelijk, meestal ach ter, bij de infanterie. De oorlog van 1866 wordt met achterlaad- geweren en grootendeels voorlaad-kanonnen gewonnen; pas in 1870 is de artillerie even goed bewapend als de infanterie; deze grijpt weer het eerst naar het snellaadwapenals de artillerie zoover gekomen is, bezit het voetvolk reeds snelvuurgeweren en zoodra de invoering van snelvuurgeschut bekostigd is, zal er wel geld gevraagd worden om de infanterie van een auto matisch vuurwapen te voorzien. Op het gebied der techniek is de infanterie altijd de baanbreekster. Ook in taktisch opzicht geeft het voetvolk de nieuwe banen aan. Het vuur op commando wordt het eerst bij de infanterie afgeschaft; zij neemt het eerst ijle formaties aan, de eenige, die in staat stellen gebruik te maken van de dekking, die het ter rein biedt. In het eene land volgt de artillerie uit eigen bewe ging, elders slechts noodgedwongen. Zeer leerrijk is in dit op zicht het veranderen van de taktische gedagslijn der Russische en in mindere mate ook der Japansche artillerie. Daarin ligt voor wie niet ziende blind en hoorend doof wil zijn eene ernstige waarschuwing. De oorlog in Mandchurije behoeft geene aanleiding te geven zich een nieuw stel artilleristische idealen aan te schaffen. Het ideaal is niet om zoo ver mogelijk van den vijand te blijven, om angstig weg te schuilen achter masker en dekking; het ideaal is en blijft: het maximum aan uitwerking, dat het kanon leveren kan, ook werkelijk te bereiken. Maar een ideaal is een ideaal, is iets, waarnaar wij steeds moeten streven en dat wij nimmer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 64