NOGMAALS DE TENTRANSEL.
Met plaat XV, XVI en XVII.
De in het jaar 1903, ter beproeving naar Indië gezonden tent
ransels hebben niet voldaan.
H. B. bespreekt in het Ind. Mil. Tijdschr. No. 3 van 1905 de
gebreken en vermeldt ten slotte op pag. 299, dat op grond
van de uitspraak, dat de tentransel als uitrustingstuk in geen
enkel opzicht heeft voldaan in overweging werd gegeven den
veldzak te behouden enniet meer te zoeken naar tenten
als uitrustingstuk.
Ook op blz. 240 van het werk van den len luitenant J. C. J.
Kempees „De tocht van Overste van Daalen door de Gajoe-Batak
en Alaslanden" wordt een ongunstig oordeel over den tentransel
uitgesproken, omdat gedurende dien tocht bleek, dat:
le de stof niet voldoende waterdicht was;
2e de afmetingen van de tent te klein waren;
3e het gewicht te groot was.
Voorts: „dat het den man lastig is om in het bivak, als de
tent opgespannen is, zijn veldzak te missen en zijn plunje droog
te houden," en eindelijk:
„dat bij plotseling vertrek het losmaken van de tent en het
toeknoopen tot veldzak, die dan misschien kletsnat is, te veel
tijd vordert."
„Men zag de tentranselslangzamerhand verdwijnen."
Doordrongen van het groote voordeel, om den op expeditie
zijnden soldaat steeds een „onderdak" te verschaifen, gaf de ont
werper, ondanks de bovenvermelde ongunstige rapporten, den
moed niet op doch trachtte de geopperde bezwaren weg te nemen.
Hierin werd hij vooral aangemoedigd door het verzoek van
den hier te lande met verlof zijnden kapitein der Mareschaussée
W. B. J. A. Scheepens die den geheelen bovenvermelden tocht