OPLEIDING VAN IIET PERSONEEL DER BEREDEN
ARTILLERIE.
De oefeningen van elk wapen en dus ook van de bereden
artillerie moeten uitsluitend gericht zijn op het aanleeren en
onderhouden van datgene, wat vóór, gedurende en na het ge
vecht kan te pas komen.
Dit voorop stellende, valt het niet moeilijk aan te geven in
welken zin de oefeningen der bereden artillerie moeten worden
gehouden.
In de eerste plaats behooren de batterijen volkomen in staat
te zijn marschen van langen duur, onder ongunstige omstandig
heden af te leggen. Met het oog daarop behooren zij te worden
geoefend zich in alle terreinen te kunnen bewegen, hindernissen
te overwinnen, gehard zijn tegen weer en wind, in één woord,
personeel en paarden moeten „ingemarcheerd" zijn.
Als tioeede eisch wordt gesteld, dat de batterij-officieren in
verband met de tegenwoordig gehuldigde tactische beginselen
stellingen kunnen aanwijzen, van waaruit in verband met de
gevechts-omstandigheden het best aan de gestelde opdracht kan
worden voldaan. Die stellingen moeten, eveneens volgens de
daaromtrent thans algemeen als goed erkende beginselen, met
snelheid kunnen worden ingenomen, terwijl bovendien snel en
juist schieten („juist" in den zin van „in overeenstemming met
de tactische omstandigheden") eene levensvoorwaarde is in het
tegenwoordige gevecht.
In de derde plaats dient van de bereden artillerie te worden
gevorderd, dat zij in staat is, zich door moeilijke, onvoorziene
omstandigheden heen te slaan. Ik denk daarbij aan het nog
tijdelijk doen dienen van gebroken materieel, buiten gevecht
gestelde manschappen en paarden zoo goed mogelijk te ver
vangen, het rijden met bespanningen van twee of vier paar
den, het medevoeren van tijdelijk onbruikbaar geraakt mate-