562 rieel, het medevoeren van munitie uit voorwagens en cais sons, die om de een of andere reden niet met de batterij mee kunnen, enz. Ad eersten eischTen einde hieraan te kunnen voldoen, is veel oefening in het terrein noodig. De tijd hieraan ten koste gelegd, zal nooit verspild zijn te noemen. Om den noodigen tijd daarvoor te vinden, zou ik eene geheel andere, dan de tegen woordige wijze van oefenen wenschen toe te passen. De elementaire oefeningen, in de verschillende scholen voorge schreven, dienen hoofdzakelijk om recruten op te leiden. Her haling daarvan is nuttig bij afgericht personeel, zoodra blijkt, dat de nauwkeurigheid in de handelingen begint te verslappen, maar geregeld een zekeren tijd daaraan te besteden om den troep te oefenen, dat acht ik uit den booze, als zijnde toegeven aan een zekeren sleur. Waar leert de stukrijder beter zijn span rijden dan buiten het exercitieveld? Natuurlijk moet de recruut een open, vlak, ondoor- sneden terrein hebben, zonder eenige hindernis, om te leeren zijn span te besturen en samen te werken met de beide andere stukrij ders der bespanning, maar zoodra bij daarmede geheel vertrouwd is geraakt, moet hij verbannen worden van het exercitie-terrein, en leeren zich te oefenen daar, waar de oorlog hem zal aantreffen. Zonder personeel en paarden in eenig opzicht in de verpleging te schaden, kunnen de meerdaagsche oefeningen herhaaldelijk en gedurende langen tijd worden gehouden. De batterijen moeten en kunnen zich losmaken van de verpleging in het garnizoen; wordt het nut van dergelijke oefe ningen meer erkend, dan zullen de bezwaren, die daaraan ver bonden schijnenoverwonnen worden. Bovendien is het volstrekt onnoodig, steeds de geheele batterij het terrein in te zenden Oefeningen met officieren en kader, gegrond op eene eenvoudige tactische onderstelling, die aanleiding geeft om enkele dagen buiten het garnizoen te vertoeven, kunnen de meerdaagsche oe feningen met de geheele batterij afwisselen. Een voordeel daarvan is, dat de omstreken van het garnizoen door de officieren geheel worden gekend. En hoeveel officieren zijn er, die zich daarop kunnen beroemen?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 72