666
Richtfouten komen bij de verbeterde richtmiddelen minder
voor dan vroeger, het verwaarloozen of onnauwkeurig nemen
van terreinhoeken bij indirecte richting is meer te vreezen.
Bij het schieten over dekkingen kunnen drie gevallen onder
scheiden worden
a. de eigen vuurmonden zijn gedekt opgesteld;
b. het doel heeft een gedekte positie ingenomen;
c. aan beide zijden staan de vuurmonden gedekt.
In het geval sub a moet, vooral als de dekking dichtbij gelegen
is of zich eigen troepen in de nabijheid bevinden, de gemid
delde baan op eenigen afstand boven de kruin der dekking
gelegen zijn om in verband met de hoogtespreiding geen treffers
in de dekking te krijgen.
In dat sub b hebben springers in of vóór de dekking van het
doel, gewoonlijk geen uitwerking op dat doel. Toch is men, in
verband met de trefkans, op het doel dikwerf verplicht de ge
middelde baan rakelings door de kruin der dekking te doen gaan,
waardoor die nadeelen niet vermeden kunnen worden.
In het derde geval moet men met beide factoren rekening
houden.
Beschouwen wij thans wat nader het G. K. en het B. G. schot.
De uitwerking van het G. K. schot hangt af van de treffer-
dichtheid in verband met de dieptewerking.
Onder trefferdichtheid wordt verstaan het aantal kogeltjes dat
bij een bepaald interval gewoonlijk het normale per M2
doeloppervlak wordt verkregen. Deze dichtheid is afhankelijk
van de grootte van den tophoek van den verspreidingskegel der
vulkogels. De grootte van dezen hoek wordt bepaald door de
voortgaande en de rotatiesnelheid van het projectiel, van de
snelheid, welke de kamerlading aan de vulkogeltjes mededeelt,
alsmede van den vorm en wandsterkte van de bus der G. K.
De rotatiesnelheid blijft over de geheele baan nagenoeg gelijk,
eveneens de snelheidsvermeerdering der vulkogels door de spring
lading, enz., zoodat de wijzigingen in grootte van den tophoek
bepaald worden door veranderingen in voortgaande snelheid.
Hierdoor neemt de grootte van dien hoek bij het grooter wor
den der afstanden voortdurend toe.