709
Men heeft geconstateerd, dat op schijven, bij eene snelheid
als van het projectiel op 1000 M., een verspreidingskegel ver
kregen werd van 24° voor de kern en van 120° voor de uiter
ste springstukken.
De verspreidingskegel van de kern is voldoende voor eene
uitwerking als G.K., alleen zijn dit slechts de segmenten vóór
den spiegel gelegen.
De spreidingskegel der uiterste springstukken maakt het mo
gelijk bij groote invalshoeken doelen achter verticale dekkingen
te treffen.
Het projectiel in S verschoten had in den aanslag goede uit
werking op artillerie en andere weerstandbiedende doelen, even
als tegen infanterie.
In T had het goede uitwerking op alle ongedekte doelen en
kan zoo aangewend worden tegen alle te velde voorkomende
doelen, vooral omdat door den rookontwikkelaar de schoten bij
zonder goed waren waar te nemen.
Met dit projectiel werd een stap in de goede richting gedaan,
alleen de dieptewerking als G.K. is te gering.
Ook Krupp zoekt reeds vele jaren naar de oplossing in ver
band met de vraag naar een eenheidsprojectie].
In een van de eerste constructies verving Krupp de kamer
lading in de G.K. door een brisantlading, terwijl de kamer en
het achterste deel van het projectiel werden ingericht als een
soort granaat. Bij de schietproeven bleek evenwel dat door de
plotselinge en hevige werking van deze kamerlading, de snelheid
der uitgedreven vulkogels niet zoo vermeerderd werd, als bij
eene kamerlading bestaande uit buskruit.
Later kwam Krupp toch op het grondidée terug en constru
eerde een brisant-granaat-kartets als volgt (Fig. Ill plaat XX1).
Met een kamer-granaatkartets met dunne wanden en tijdbuis
maakt het onderdeel, geconstrueerd als een brisant-granaat, één
geheel uit. Beide deelen zijn echter volkomen gescheiden dooi
den bodem van de kamer der G.K.
Hierdoor trachtte men te verkrijgen, dat noch de uitwerking
van de G.K. in T.noch die van de B.G. in S. in hoedanigheid
1-) L evolution vera le projectile de type unique. Int. Revue 1905, Suppl. 85.