750 voor dit ding is nu, dat het niet onderhouden wordt en nu en ■dan van nieuwe ongemakken wordt voorzien. Zóó heb ik de maneges gekend te Soerabaia, Banjoe Biroe en Batavia, aangezien ik artillerist ben, wordt hier in hoofdzaak alleen gesproken over die van dat wapen. In die inrichtingen worden onze bereden officieren gedwon gen, nadat zij zich voor dikwerf ongehoorde sommen een paard hebben aangeschaft, dat kostbaar kapitaal eraan bloot te stellen een bijna waardeloos artikel te worden, dat zij slechts met enorme verliezen van de hand kunnen zetten; een verlies dat den offi- ciei, die niets te reclameeren heeft, berokkend wordt om het gouvernement eenige guldens voor onderhoud der maneges uit te spaien. Zeg niet lezer, dat ik overdrijf, dat de gevallen zich in de practijk niet zoo voordoen; informeer slechts en men zal ze u noemen. Hoeveel schade er bovendien wordt toegebracht aan het gouvernementspaardenmateriaal, laat zich niet in guldens berekenen. Ik heb in de genoemde maneges veel gereden en geslachtof ferd, heb veel goede en veel kwade, maar meest wanhopige pogingen gezien tot verbetering, alle afstuitende op het bezwaar, dat het gouvernement öf totaal geen geld, of erger nog, te wei nig geld beschikbaar stelde. Zij, die de laatste jaren te Banjoe Biroe waren, hebben hiervan een schitterend voorbeeld gezien. Ofschoon de maneges tot tweemaal toe, kort achter elkaar, met voor de uitkomsten enorme kosten, zoogenaamd verbeterd werden, waren zij na eenige weken minstens even slecht als te voien. Iedeieen had dit voorspeld, om de doodeenvoudige reden, dat steen of grond zoo hard als steen, geen water doorlaat, al zou men ei heele holen onder maken, en dat alleen zand deze eigenschap bezit. Een schepje zand kostte ie veel, dus toch probeeren of een wonder mocht geschieden. Slotsom: geld onver antwoordelijk weggegooid. Zuinigheid, die de wijsheid bedriegt Moge het het onderstaande er toe bijdragen, om iets gedaan te krijgen tot heusche verbetering der plaatsen, waar menig ener giek officier in stilte arbeidt aan zijn eigen vorming, en moge men dan te rade gaan bij de eenigen, die de eischen van een manege bij ondervinding kennen, nl. de bereden officieren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 234