754
Indien zulks voor de afwatering noodig mocht blijken, kan van
onderen een klein gedeelte openblijven.
Levende paggers zijn totaal onbruikbaar. Zij zijn bezwaarlijk te
onderhouden, zijn van geen nut als hulp bij het rijden, en het
paard ontziet zich niet er c.q. dwars doorheen te rennen. Boven
dien ben ik zooals later zal blijken een vijand van alle begroeiing.
Aan den binnenkant van den pagger mogen nergens palen gevon
den worden; zij toch kunnen niet alleen in onzachte aanraking met
de beenen komen, maar bij een val zelfs levensgevaarlijk zijn. Over
al wordt hiertegen gezondigd, niet alleen palen, zelfs omvang
rijke boomen vindt men binnen de omheining. Te Batavia
vond ik zelfs een dikke paal tot springboomen op den hoefslag.
Waar is de ingenieur, die een eenvoudige sluiting voor een
manegedeur vindt? Die questie schijnt heel moeielijk. Te Soera-
baja vond men indertijd alleen een gat met een bamboe voor
afsluiting, te Banjoe Biroe kon de nieuwste inrichting alleen van
buiten gesloten worden, of door iemand met lange vingers die
lang bukken kan, ook van binnen langs ae spleet onder de deur.
Te Batavia behelpen de paardenjongens zich met een eindje
tali doeq. Ik geef toe, dat men het aan paardenjongen of planton
over kan laten om de deur te sluiten, maar er zijn toch ook
gevallen dat men alleen naar de manege gaat, en een goede
sluiting aan een deur, van binnen zoowel als van buiten te
hanteeren, is toch heusch geen onmogelijke eisch.
Begroeiing. Mijns inziens moet een manege en zoo mogelijk de
geheele omgeving zoo dor zijn als de woestijn. Het tegendeel
is regel, de maneges zijn grootendeels met gras begroeid, en
omgeven door dicht stuikgewas en zware boomen, die meestal
gedeeltelijk in de manege of in de ompaggering staan. De ge
volgen zijnhet gevaar te pletter te vallen tegen de boomstam
men als zij binnen staan, een woeste overgroeiende takkenmassa
boven den hoefslagin de manege vallende takken en bladeren,
die menig jong paard doen schrikken.
Hoewel het zeer aanlokkelijk schijnt, een der warmste werk.
jes in de schaduw te verrichten, doet men wijs nog eenige zweet
droppeltjes te offeren, en in ruil daarvoor des te spoediger de
manege geheel droog te hebben door de zon er aan alle kanten
flink in te laten schijnen.