769 buiten de plaats Endeli toch reeds zeer gering, is hier geheel nihil. De Ata Ngaë Radja wordt in het bestuur bijgestaan door een Radja Bitjara (de uitvoerende macht) en een Sjahbandar. De kampongs hebben alle een ata ïfgaë als hoofd. 3e. Oost-Flores (civiel gezaghebber te Posto) omvat het rijkje Laran- toeka benevens 7 kampongs op den landtong der Celebesbaai, die onder Adoenare ressorteeren. De Radja zetelt te Lokéa en wordt in zijne macht beperkt door een Raad samengesteld uit de hoofden van Laran- toeka, Baléla, Waibalon, Leweléri, Lohajon en Tengah. 3. Nadere bijzonderheden. Onze kennis van West-Flores berust bijna geheel op de reizen van Freyss, die alleen de kust bezocht, van Albert Colfs, die eene reis maakte van Reo naar N. Ramo en daarna over Badjo naar Kantor terugkeerde, van den Contr. Meerburg, die ook van Reo naar N. Ramo ging en van den id. Hoedt, die de N. kust tot de Doro Pada (de grens met Rioem) be zocht. Te oordeelen naar de vele kampongs en het aantal huizen, dat Meerburg opgeeft, is het binnenland vrij dicht bevolkt en kunnen kleine colonnes, behalve tegen het einde der Oostmoesson, gemakkelijk van het ter plaatse voorradige bestaan. De paden zijn zeer moeilijk begaanbaar, daar zij rechtstreeks van kampong naar kampong loopen en veelal geen ravijnen ontwijken. Het pad van Reo over Tjiba en Landoe naar Ramo is voor paarden bruikbaar. Behalve de op de kaart aangegeven paden heeft men er nog van Roeté naar Oost-Todo (over Sita, Manoe en Riwa naar het land der Andoewa's). Yoorts: Yan N. Ramo over N. Borro naar Sita en Komba. langs de kust naar N. Lili (zeer zwaar). Reo langs de kust naar Lingé, daarna meer binnenwaarts over Aroena en Baroe naar Pota en verder langs de kust naar de vlakte der N. Boenta. Aan de Z.-kust, over het geheel steil, vindt men bij de N. Lili en tusschen de N. Ramo en de N. Tili kleine moerassige vlakten. N. Ramo is eene kleine Bimaneesche kampong op 1^ uur afstand ten O. dei- rivier. N. Borro is, evenals N. Lili, geen kampong maar men vindt hier enkele hutten, waarin de langstrekkende handelaars tijdelijk verblijf hou den. Het dal der N. Maoe is bijna alleen met alang2 begroeid, Oostelijker wordt de grond vruchtbaarder. De Moharaedaansche kampong Badjo (200 inw.) ligt in eene uiterst dorre streek, eerst bij de kampong vindt men weder met bosch bedekte bergen. De "Westkust is, voor zoover bekend, onbewoond op een paar vroegere rooversnesten na, evenals het N. W. De ligging van Kantor en Boleh is onzeker. Bari 100 inw.) ligt in eene dichtbegroeide vlakte J uur van de I.M.T. 1907 55

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 253