770
kust. Het dal, in het O. door een 200 a 300 M. hoogen kalkrug afgesloten,
een paar K.M. breed, loopt naar het Z. uit in een nauwe kloof, waardoor
een pad loopt naar de Mang. kampongs Rego en Padja.
In de vlakte van de rivier van Reo, die aan de kust zeer moerassig
is, liggen vier Biman. kampongs (Reo, 40 min. van het strand, telt
600 inw.).
Tot Ndéroe (2^ uur ten Z. van Reo) is de vallei bebouwd, daarna komt
zwaar bosch, dat zich 3 uur ver uitstrekt naar het Z. tot de rechterzij
rivier Dongka "Wai. Nu wordt het terrein snel hooger (Poera 800',
Tjiba 2000'). Het plateau van Tjiba wordt door een zeer diep ravijn,
waarop een steile bergrug, de G. Namoe volgt, begrensd. De vlakte van
Léwoe en Roeté is vrij vruchtbaar, goed besproeid maar weinig bebouwd.
In het Z. O. wordt zij begrensd door de uitloopers van een bergrug, waarop de
kampongs liggen (in een boog van N. door O. naar Z.: Léwoe, Tahi Lawi,
Landoe, Potjo, groot en klein Tijang, Lampong, Njait of Najid, Ndégé
en Kotji).
Ten Z. van deze laatste plaats stroomt de zeer diep ingesneden Wai
Renoe. Aan de overzijde liggen naar het W. de kamp. Dégé, Tjarèd,
Langgo, Ratoe, Watoe, Roeté, Golo Woa, en Tjoembi. Deze liggen alle
op de uitloopers van den G. Kantor (1800 den Potjo Penné en denP.
Lika, die de vlakte in het Z. begrenzen. Roeté (1500') kan door zijne
ligging eenigermate beschouwd worden als de sleutel van geheel Mangarai.
Ten Z. van Tjoembi wordt het terrein zeer zwaar, tot Todo moet men niet
minder dan zes zeer diepe ravijnen oversteken en 3/4 uur besteden aan
het beklimmen van eene natuurlijke wenteltrap. Lolah is het hoogste
punt (2500 Yolgens contr. Meerburg telt Tjiba 250, Todo 400 zielen.
Het totaal dier beide Daloeschappen stelt hij op 4000 a 5000, dat van
geheel Mangarai op 15000.
Ten O. der vlakte van de N. Boenta vormt de G. Doro Pada de grens
tusschen Pota en het gebied van den Radja van Rioem, die verblijf houdt
in kamp. Bow 3 pl. van de kust). Yan hier tot de baai van Geliting
vindt men slechts enkele kampongs langs de kust, die, uitgezonderd het
gedeelte bij de N. Ivoli (de N. Flores exp.) nog nooit bezocht is, (zie
Colfs journaal).
Oost-Flores en Endeh vormen de best bekende gedeelten, vooral door
de werkzaamheid der katholieke missie te Larantoeka, met posten te
Mauméré, Kotting en Sikka. De bevolking van dit gebied (uitgez. Endeh)
wordt op 150.000 zielen geschat, waarvan 20000 Christenen. De
beide voornaamste paden zijn die van Mauméré naar Sikka en van Had
ding naar Posto, maar bijna alle kampongs zijn onderling door min of
meer bruikbare paden verbonden. De bergstammen noemen zichzelf ata
Krowé of ata Mangarai en hebben vooral in Lio een zeer sterk Papoea-