789
de basis van den verkeerden geest schuilt in de wijze waarop
de rechten van den Indischen officier met voeten zijn getreden
Gelooft niet dat de kern van het Indisch Leger (de infanterie)
blijft bestaan uit eenzijdig ontwikkelden, neen, nogmaals neen,
er wordt langzamerhand, vooral door de jongeren, meer en meer
gewerkt, niet aan zuiver militaire vakken, waarmede het Le
ger dus ook de Staat zijn voordeel zou kunnen doen, maar
aan studiën welke de eenzijdigheid der ontwikkeling wegnemen
en den officier de gelegenheid geven, om zoodra hem de kansen
gunstig lijken van betrekking te veranderen.
Gelooft niet, dat ik in mijn opstel aan overdrijving lijd 1 Oneen,
dringt zelve door tot de gedachten van het Leger, Gij leden
van de kamers der Staten Generaal en al wat ik hier neerschrijf
zal U duidelijk worden, maar misschien is het dan te laat!
Wil men dan ook geloof schenken aan hetgeen ik U hierboven
schetste, dan dient art. 61 van de Grondwet te worden toege
past daar men toch bezwaarlijk zou kunnen zeggen, dat de „be
hoefte" aan wettelijke regeling nog niet bestaat, zooals reeds
meermalen, het laatst in het voorloopig verslag der Tweede
Kamer van 4 Juni 1907 werd betoogd, en zulks onder motief,
dat geen onderscheid gemaakt mag worden tusschen officieren
en civiele ambtenarenalsof voor laatstgenoemden die behoefte
niet tevens bestaat!
Ligt het al niet op mijn weg hier uit te weiden over de
positie der civiele ambtenaren, toch geloof ik het grootste ge
deelte van hetgeen ik boven aanhaalde en nader zal laten volgen
op die categorie landsdienaren van toepassing te mogen verkla
ren en maakt het op mij voorloopig den indruk, dat behalve aan
ons officieren ook aan hen rechtzekerheid zal moeten worden
verleend, wil het einde niet zijn lasten dragen; ik vermeen even
wel, dat de urgentie ten opzichte der officieren grooter is, in ver
band met hunne eigenaardige maatschappelijke positie, hun meer
bijzondere vorming en ontwikkeling en hunne mindere geschikt
heid voor betrekkingen buiten het militaire. Wat dit laatste
aanbelangt, ik heb het reeds gezegdmeerderen onder hen leggen
zich toe op datgene, wat hen voor andere betrekkingen beter
geschikt kan maken, met het gevolg dat velen en zeer zeker
niet de slechtste elementen het leger zullen vaarwel zeggen.