809
geschoten, en de schijvenlinie gedund is. De aanvallende afdee-
ling heeft derhalve op dien afstand het overwicht in den vuur-
strijd behaald en kan wederom voorwaarts gaan, om op een vol
gende schijvenlinie aan te rukken.
Eene doelmatige opstelling van verschillende terugvarende
valschijvenliniën kan dus het werkelijk gevecht, meer dan tot
nu toe het geval was, nabootsen, terwijl de lust bij de oefe
ning steeds gaande gehouden wordt, zoowel bij onderwijzer, als
leerling.
In het voorgaande steekt wel een eigenaardig iets, een groote
tegenstrijdigheid zelfs, doordien de schijven, de vijand dus, eerst
terugvuren, nadat zij getroffen en gevallen zijn, en doordien elke
schijf slechts één schot afgeeft, maar komt toch ook de werke
lijkheid meer nabij, doordien de vuurkracht der tegenpartij (de
schijvenlinie) verhoogt of verminderd wordt als een gevolg van
het eigen vuur, de meerdere of mindere bekwaamheid in het
schieten en dit zal dan ook wel niet storend op de oefening
werken, vooral niet, als men reeds eenigszins met deze wijze
van gevechtsscbieten vertrouwd is geraakt.
Bovendien kan men nog voor elke getroffen schijf een of meer
dere schutters bij de eigen partij doen uitvallen, al naar gelang
men den verdediger of den aanvaller voorstelt.
En met de hier beschreven valschijven kan men ook alle af-
deelingen weergeven.
Kop valschijven behoeft men niet afzonderlijk aan te maken,
immers men stelt de borstschijf achter een dekking, zoodanig,
dat alleen de kop er boven uitsteekt.
Liggende, knielende en gedekte tiiailleurliniën stelt men voor
door borst romp- en kopvalschijven. Aldeelingen, die ter verster
king in de tirailleurlinie rukken, geeft men aan, door een linie van
staande éénmausvalschijven, indien verondersteld wordt, dat zij
met den looppas, en door romp valschijven, indien zij kruipend
voorwaarts gaan, waarbij men dan gedurende een zekeren tijd
op deze linie laat vuren.
Afdeelingen uit de flank met tweeën of vieren, geknield, geeft
men weer, door een overeenkomstig aantal rompvalschijven, als
de afdeeling sterk is, en welke men even als deze afdeelingen
opstelt, met tweeën of vieren, naast- en achter elkandercava-