849
bij verschillende weersgesteldheden in afwisselende terreinen
onder tal van omstandigheden met zich medevoeren, dan ge-
looven en vertrouwen wij, dat ook in tijd van ooi log van
eene dergelijken troep met hoog moreel en goed physiek onder
oordeelkundige, doortastende leiding veel goeds te verwachten
is. Balck schrijft over nachtelijke oefeningen het volgende:
„Friedenserfahrungen können nur in beschranktem Masse im
Ernstfalle verwertet werden, da die moralischen Faktoren, welche
mehr als bei Kampfen am Tage entscheidend wirken, nicht
zur Geltung kommen, da ferner Führer und gute Karten, die
vor dem Feinde fast immer fehlen, im Frieden meist ausieichend
zur Yerfügung stehen werden. Yon den Gefahren und Folgen
einer Panik kann im Frieden keine Rede sein. Schliesslich fallt
es bei nachtlichen zusammenstössen im Frieden den Führern
nicht schwer, ihre Truppe in der Hand zu behalten, wahrend
erfahrungsgemass im Ernstfalle eine Menge Leute sich der Ein-
wirkung ihrer Offiziere zu entziehen suchen". Het is mij niet
recht duidelijk, waarom Balck deze alinea pas heeft neeigeschie-
ven in het 6e deel van zijn lijvig werk. Wat hij hier zegt
omtrent beoefening van het nachtgevecht in tijd van vrede zijn
fouten en gebreken, die kleven aan elke vredesoefening onver
schillig op welk gebied. Nimmer komen moreele factoren daar
bij tot hun recht en bij alle oefeningen nemen wij onze beste
kaarten mede, ook al mogen wij aannemen, dat de vijand, dien
wij representeeren, daarover niet zal kunnen beschikken.
De vredesgroepeering van ons leger laat niet toe, de oefeningen,
die geregeld het geheele jaar door gehouden moeten worden,
tot grootere verbanden uit te strekken, dan tot het bataljon.
Ook het samenoefenen van de verschillende wapens moet tot
dusverre tot slechts een paar garnizoenen beperkt blijven. En
gaat men nu van het grondbeginsel uit, dat men van den
troep in oorlogstijd niet mag eischen, wat zij in vredestijd
niet heeft kunnen beoefenen, dan blijkt, dat de omstandighe
den er toe geleid hebben om voor te schi ij ven. „ondernemingen
met een kleine macht, als een compagnie of een bataljon
kunnen door de omstandigheden meermalen uitgelokt en als
dan door de duisternis begunstigd worden. Moeten we der
halve met de kleine macht genoegen nemen, in den aanvang
I. 11. T. 1907. 60