IIET NACHTGEVECHT IN DEN MODERNEN OORLOG.
Vervolg en slot vo.n blz. 850).
Met plaat XXVII.
Nachtmarschen.
Iedere nachtelijke onderneming wordt ingeleid door een
nachtmarsch, die zoo kort mogelijk moet zijn, opdat het
welslagen der onderneming niet geheel afhangt van de goede
uitvoering van den nachtmarsch alleen. Lange nachtmar-
schen dragen in zich de kiem van het mislukken der onder
neming.
Evenmin als nachtelijke ondernemingen in het algemeen,
kunnen ook de nachtmarschen zich verheugen in de sympathie
van vroegere legeraanvoerders en schrijvers van ouderen datum.
Blticher vreesde nachtmarschen meer dan den vijand en Rüstow
schreef in „der kleine Krieg", „de dag is de aangewezen,
natuurlijke tijd voor den marsch en er moeten zich bijzondere
omstandigheden voordoen om een nachtmarsch te ondernemen.
De duisternis, het gebrek aan slaap en het herhaaldelijk voor
komend oponthoud veroorzaken wanorde en vermoeienis. Alleen
eene gebiedende noodzakelijkheid en de hoop op het behalen
van een groot succes kunnen ons doen besluiten om des nachts
te gaan marcheeren."
Doch ook onder de moderne schrijvers worden er velen aan
getroffen, die ernstig meenen te moeten waarschuwen voor
physieke uitputting van den troep door herhaalde nachtmarschen.
Ook hier hebben zij het oog op de groote volkslegers in Europa,
waarvan het grootste gedeelte pas bij mobilisatie onder de
wapenen snelt en die vooral in de eerste perioden van den
veldtocht niet de minste marschtraining hebben. Overmatige
inspanning heeft physieke uitputting ten gevolge, die aanleiding
geeft tot het ontstaan van een slechten geest, die oorzaak kan
worden van een totale moreele depressie.
I. M. T. 1907. go