884
sterker zij is, des te moeilijker beweegt zij zich in het donker.
Voor de gevechtsontwikkeling van een sterke colonne is des
nachts, tijd, zelfs zeer veel tijd noodig, overhaasting moet
vermeden worden, opdat de gevechtslinie met stellige zekerheid
regelmatig en ordelijk in elkaar gezet kan worden. Hoe grooter
de colonne, des te moeilijker wordt ook des nachts de een
hoofdige leiding en hoewel bij nachtelijke ondernemingen aan
het initiatief van de onderbevelhebbers eene ruime plaats open
gelaten is, toch blijft het ook hier noodig, dat bij eene afdeeling,
die één bepaald doel moet bereiken, het verband en de samen
werking der onderdeelen behouden blijft, waarvoor alleen eene
éénhoofdige opperste leiding kan waken.
Als een leerrijk voorbeeld van een nachtgevecht, vermelden
wij dat in den nacht van n/i2 October 1904 in den grooten
slag aan de Shaho. Hoewel hier 23 bataljons aan deel namen
(het is het grootste uit den geheelen oorlog) zoo zijn daaruit
toch leeringen te trekken voor het optreden van kleine af-
deelingen.
Wegens de groote sterkte van de stelling der Russen, had
den de Japanners den llden den aanval moeten staken. Twee
heuvels, gelegen voor het Russische front zouden des nachts
worden' aangevallen door eene divisie en eene reserve-brigade.
De eerste en tweede gevechtslinie waren verdeeld in twee helf
ten, iedere helft gecommandeerd door de brigade-commandanten
de divisie-commandant commandeerde zelf de 3e gevechtslime, die
als reserve optrad. In de eerste gevechtslinie stonden 6 batal
jons, geheel opgelost in ééne lange tirailleurlinie, de manschap
pen arm aan arm naast elkander. Daarachter in tweede linie,
op 40 a 50 pas afstand van de voorste, 8 bataljons in compag
niescolonnes; op 100 a 150 pas afstand de 3e linie, 9 bataljons
in dubbele colonne.
De verbinding tusschen de verschillende liniën werd ondei-
houden door enkele manschappen, die elkander op korten afstand
met groote, witte vlaggen volgden. Een ruim gebruik werd ge
maakt van een soort tusschenposten tusschen de liniën, die alleen
bestemd waren, berichten van de eene linie naar de andere over
te brengen. Als onderling herkenningsteeken droegen alle troe
pen donkere mantels (de leemkleurige overjas was afgelegd) en