909
beter geëigend zijn. Niettegenstaande de kruisers door hun
grootere kolenberging beter geschikt zijn voor bewakingsdiensten
dan de bestaande pantserschepen, is dit nog geen reden dit type
verder aan te bouwen, daar deze zelfde voordeelen aangetroffen
worden bij de pantserkruisers, die tevens meer oorlogswaarde
hebben.
De pantserschepen hebben het gebrek van eene te geringe
snelheid. Wordt hulp gevraagd zoo duurt het te lang, voordat
deze schepen bij het assistentie vragend schip zijn aangekomen.
De Oostenrijksche pantserkuiser type „St. Georg" voldoet in
dit opzicht beter terwijl zij toch in oorlogswaarde niet bij onze
pantserschepen ten achter staat.
Bestonden de benoodigde acht grootere schepen uit dergelijke
pantserkruisers, dan zouden zoowel de bezwaren verbonden
aan de pantserschepen, als die verbonden aan de pantserdek-
schepen, ondervangen zijnen wanneer dan tevens de flottielje
vaartuigen en kusttorpedobooten vervangen werden door tor-
pedobootjagers, zou men nimmer ongerust behoeven te zijn, dat
wij bij een oorlog in de Aziatische wateren onze neutraliteit
niet voldoende krachtig zouden kunnen handhaven.
Voor mijne nadere denkbeelden over de vloot verwijs ik
belangstellenden naar het Marineblad van 1 Augustus j.l. (3e
aflevering 22e Jaargang).
De slotsom, waartoe ik daar kom, is, dat wij voor onze koloniën
een vloot noodig hebben, bestaande uit:
8 pantserkruisers
30 torpedojagers;
10 onderzeebooten voor havenverdediging.
Dit is een vloot naar mijne meening zoowel geschikt voor
oorlogsdiensten als voor neutraliteitshandhaving. Voor dezen
laatsten dienst moet men over een betrekkelijk groot aantal
eenheden beschikken, iets, dat door vele vlootontwerpers wel
eens vergeten wordt.
C. J. J. de Neve,
ïjuitenant ter zee der le klasse.