HET TEGENWOORDIGE OEFENSTELSEL BIJ ONZE INFANTERIE. Herhaaldelijk hoort men klachten over de verslapping van de tucht in ons leger en over bedenkelijken achteruitgang van plichtsbetrachting tot zelfs bij velen der jongere officieren en helaas deze klachten hebben maar al te veel reden van bestaan vooral dengene, die na eenige jaren afwezigheid weer in de gele deren terugkeert, moet het opvallen op welk eene bedenkelijke wijze gebrek aan kennis der reglementen, voorschriften en bepalingen, gemakzucht en betweterij hebben veldgewonnen. Zijn dat dan de vruchten van de zoo hoog geroemde nieuwe richting, is men allicht geneigd zich af te vragen en allicht komt men er bij oppervlakkige beschouwing toe hierop een bevestigend antwoord te geven. Toch is niets minder juist; het is naar mijne innige over tuiging een onaanvechtbaar feit, dat eene rationeele oefening slechts kan plaats hebben, als men zich vrij maakt van de knellende banden, die vroeger een beletsel vormden voor de vrije ontwikkeling van het denkvermogen, de besluitvaardig heid en het initiatief, die elk militair, welke ook zijne positie zij, in zoo hoog mogelijken graad moet bezitten, teneinde de meest mogelijke waarborgen te hebben voor eene goede samen werking van hoog en laag. Het doel door de nieuwe richting nagestreefd verdient m.i. dan ook alle appreciatie en zij zou zeer zeker nog meer aan hangers tellen als de toepassing in de praktijk niet zooveel te wenschen over liet; want aan de wijze, waarop velen meenen de nieuwe richting te dienen is het m. i. te wijten, dat de tot dusverre verkregen resultaten zoo bedroevend zijn. Wat toch is het geval? Zoo langzamerhand heeft zich bij velen de meening gevestigd, dat zelfstandigheid het best gekweekt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 411