936 het de stammen Goab, Mendopma, Dandar en Toembinhendak en eenige van mindere beteekenis waren, die hun de uitvoering mogelijk hadden gemaakt. Nadat eenige dagen later bijna alle wapenen, van de overvalling af komstig, waren ingeleverd, werd hun een boete van 150 geweren opgelegd. Vóór dat deze schuld was afgedaan, werd hun het bewonen hunner la- dangs verbonden. Eeeds aanstonds werd daarop tot de registratie der bevolking overge gaan met het gunstig gevolg, dat den 24en Februari 700 passen uitge reikt waren. De bevolking keerde daarop naar de nederzettingen terug, waarbij de inlevering van één geweer op 2 geregistreerden werd geeischt. Werd aan deze voorwaarde niet voldaan, dan werd een boete van f 25.geeischt, terwijl een boete van 50.werd opgelegd aan hem bij wien later nog een vuurwapen gevonden werd. Ten slotte werd be paald, dat op den len Maart een ieder van een pas voorzien moest zijn, en zoo iemand werd aangetroffen, bij wien dit niet het geval was, werd een boete van f 3geeischt en gijzeling, totdat de betaling zou hebben plaats gehad. Inmiddels was ook in het terrein, Westwaarts van de lijn Fakfak- Kankar druk gepatrouilleerd en een aanvang gemaakt met de registratie en inneming der geweren en hoewel men nergens verzet ondervond, stuitte men toch op onwil der bevolking wat betreft de inlevering der geweren. Meesterlijk bleek zij de kunst te verstaan om deze in de bosschen te verbergen. In de eerste helft der maand Maart werd een tocht ondernomen in W. richting langs de Kajoni-rivier naar Solat-Len, waarbij een bezoek gebracht werd aan Wiahendak, de plaats van samenkomst der hande laren van Kankas en Sekar met het bergvolk van Warfa. Boschproduc ten (vooral pala) werden ingewisseld tegen levensmiddelen sago, visch, enz), kains en luxe-artikelen. Met de bewoners van Warfa was men reeds in Februari te voren in aanraking geweest, omdat destijds bekend werd, dat het laatste nog ontbrekend geweer M. 95 der colonne van Nispen in het bezit van dien bergstam was. Werkelijk werd het den 15en Februari bij hen achterhaald. Medio Maart waren in het geheel 999 passen uitgereikt, terwijl men nog bezig was met de registratie in de Wodor Hegemoer, ten N. van Fakfak. De assistent-resident maakte einde Maart een verkenning naar de Bentoenibaai, alwaar te vergeefs getracht werd een geschikte plaats voor een vestiging te vinden. Gedurende de volgende maanden strekten do verkenningstochten zich niet alleen uit over het schiereiland Onin en het aangrenzende landschap Bahaam (21 Juni tot 12 Juli), doch zelfs tot de op de Noordkust van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 420