939 Exploratie-detachement- van Zuid-Nieuw-Guinea (tot 1 Sept. '07). Medio Juni 1907 werd ter beschikking gesteld van den zelfstandigen assistent-resident van Zuid-Nieuw-Guinea een detachement onder com mando van den kapitein der infanterie A. J. Gooszen ter sterkte van 2 officieren, 4 brigades maréchaussee, 1 officier van gezondheid met per soneel, eenig administratief personeel, benevens een mijningenieur voor arbeid op geologisch gebied, twee inl. mantris van het Departement van Landbouw voor de botanische en zoölogische verzamelingen alsmede 2 in- landsche opnemers (verkenners). Later werd hieraan nog toegevoegd een stuurman der Gouv. marine voor het doen van astronomische plaatspalingen. Den llen Juli te Merauke aangekomen, werd de tijd tot 21 Aug. besteed om de omstreken van onze vestiging te verkennen en in kaart te brengen. Deze tochten gaven geen aanleiding tot bijzondere opmer kingen. Voorbereidende maatregelen werden getroffen voor de werkelijke exploratiewerkzaamheden, waarmede een aanvang zou gemaakt worden in het terrein ingesloten tusschen de Prinses-Mariannestraat, de Bian rivier en den benedenloop van de Digcel rivier. Als uitgangspunt was gekozen het aan de Sanggasé-kust (W. v. d, riv.) gelegen Okaba, welke plaats sedert Mei j.l. bezet was door een korporaal en 12 politiedienaren. De bevolking van dit gedeelte van de kust, gelegen tusschen de mondingen der Bian- en Bolaka-rivieren, die sedert geruimen tijd veel copra te Merauke aanbracht, was sinds eenigen tijd voortvluchtig, naar aanleiding van een snelpartij, die aan oenige Maleische handelaren het leven had gekost. Ook om politieke redenen was het daarom gewenscht om in die streken allereerst op te treden. Den 25en Augustus ging men onder dekking van 2 brigades naar Okaba over, van waaruit eerst een verkenning in de onmiddellijke nabijheid van die nederzetting, later van 26 - 29 Augustus een grootere tocht naar het aan de monding der Bian rivier gelegen Sanggasé werd gemaakt Het hoofddoel van dezen laatsten tocht, n. 1 om naar het binnenland voerende paden te vinden, mislukte echter, daar de aanrakingen met de bevolking onvoldoende bleven. Deze vluchtte alom, o.a. uit de door 500 a 600 personen bewoonde kampong Kowi, uit Wandi en Sanggasé, doch verraadde hare tegenwoordigheid bij herhaling door zoowel overdag de achterhoede, als 's nachts het bivak met pijlen te beschieten. Door enkele schoten wisten de onze zich de onzichtbare schutters van het lijf te houden. Een uitgestelde hinderlaag verwondde eenige hunner. Ha terugkeer te Okaba werden voorbereidingen getroffen om het op den oever der Dian-rivier gelegen Kébatil (per S. S. Valk reeds vroeger bereikt) te bezetten als tusschenstation voor verkenningen in H. en N. W. richting naar de Digoel-rivier.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 423