943
levensjaar) zijn verplicht deel te nemen aan de oefeningen, welke tot
het schoolonderricht gerekend worden.
Het doel van het onderricht is niet in de eerste plaats het aanleeren
van technische vaardigheid,- doch het aankweeken van die eigenschappen,
welke voor militairen van groote waarde zijn, n. 1. vaderlandsliefde en
plichtbesef.
Het onderricht heeft plaats op één of twee namiddagen per week
gedurende het zomerhalfjaar. Het omvat de soldatenschool, kennis van
de samenstelling van het geweervoorts oefeningen met sectiën in gesloten
en verspreide orde, de compagniesschool, zeer eenvoudige gevechtsoefe
ningen en marschoefeningen„ Schiet- en marschoefeningen zijn hoofdzaak.
Do schietoefeningen worden onderscheiden in verplichte en vrijwil
lige. Het programma der verplichte schietoefeningen is vastgesteld door
den Bondsraad. De voorbereidende oefeningen, waaraan minstens 30 uren
per jaar besteed moeten worden, omvatten
1. Samenstelling, werking en onderhoud van het geweer.
2. Gymnastische oefeningen met het geweer en oefeningen uit de
soldatenschool, voor zoover die noodig zijn om het geweer met zekerheid
en gemak te leeren gebruiken.
3. Oefeningen in het laden en ontladen met exerciiiepatronen.
4. Aanslag- en richtoefeningen, opgelegd en in de vrije hand, meestal
in de liggonde en in de knielende houding; in verband hiermede worden
de allereenvoudigste regels uit de theorie van het schot behandeld.
5. Oefeningen in drukpuntnemen en aftrekken.
6. Oefeningen in het stellen van het vizier; in verhand hiermede het
schatten van afstanden tusschen 100 en 500 M.
7. Oefeningen met den handboog (1) en met kamerschietcylinders.
De eigenlijke, verplichte schietoefeningen bestaan uit drie klassen, elk
van zes oefeningen a 5 schoten, alle in de knielende of liggende houding.
De grootste afstand, waarop geschoten wordt, is 300 M. Cadetten, jonger
dan veertien jaar, nemen geen deel aan de verplichte schietoefeningen.
Voor ieder cadet, die eene Rchietklasse met goeden uitslag daarloopen
heeft, ontvangt het korps uit de voor het voorbereidende militaire onder
richt toegestane gelden van den Bondsraad eene bepaalde bijdrage.
De regeling van de vrijwillige schietoefeningen is geheel aan het korps
overgelaten. Sommige schieten eerst in het tweede of in het derde
oefeningsjaar; andere, zooals Thun, houden reeds in het eerste jaar met
de tienjarige jongens schietoefeningen met scherpe patronen. Zoo bereikt
men het voordeel, dat jongens behoorlijk voorgeoefend en aan schieten
(1) Te Thun bestaat eene jongen6vcroem'ging van handboogschutters, welke 's zomers
geregeld oe'ent. Alen hecht aan deze oefeningen groote waarde, omdat de juist schietende
handbogen zeer geschikt zijn om te leeren mikken.