956 landschen vijand voorstelt van de landweertroepen te maken is mt den aard der zaak van invloed op de bepalin g der plaatsen waar landweerbataljons zich na mobilisatie zullen moeten con centreren. Ik stel mij echter voor, dat door het staand leger te voren aangewezen landingspunten b ezet worden, zoodat deze bezettingen het eerst in aanraking komen met den vijand n het belang van een behoorlijke concentratie moet deze ge' schieden voor de landweer in den rug dier landingspunten' De afstand mag echter met te groot zijn, omdat zoo noodig de landweer tot steun moet kunnen oprukken. Op grond van deze overwegingen zijn de boven v ermeMe concentratieplaatsen door mij gekozen. De drie eerste hebben tevens het voordeel dat voor de legering geheel of gedeeltelijk gebruik gemaakt kan worden van leeg komende troepenkampementen. Om eenvormigheid met het leger te verkrijgen zouden de korpsen en compagnieën op gelijke wijze geëncadreerd moeten worden. De infanterie landweerbataljons zouden onder bevel komen van hoofd officieren met den rang van majoor of luitenant-kolonel. Yoor de vervulling van deze betrekking zouden zoo mogelijk gekozen moe ten worden eervol ontslagen of gepensioneerde, physiek no<* ge- SC„ hoofcloffieieren der infanterie van het leger hier te lande o m Nederland, dan wel eervol ontslagen of gepensioneerde kapi- eins der infanterie van beide legers, indien zij physiek geschikt zijn en door den Commandant van het leger in Ned.- Indië geoor deeld worden daarvoor in aanmerking te komen. Kapiteins, be noemd tot bataljonscommandant, zouden aangesteld moeten wor den tot majoor, terwijl voor de majoors bevordering tot luitenant kolonel zou moeten volgen op het tijdstip, waarop zij daarvoor in aanmerking zouden zijn gekomen, indien zij het leger niet hadden verlaten. Tot kapiteins, commandanten van landweercompagnieën, zou den benoemd kunnen worden physiek geschikte of eervol ontsla- gen kapiteins of le luitenants der infanterie van het leger in Nederlandsch-Indië of in Nederland, zoomede de nader te ver melden le luitenants van de landweer, zoodra deze een dienst- a[s officier van minstens dertien jaar zouden hebben, mits voor bevordering in aanmerking komende. Bij de compagnieën zouden in te deelen zijn drie luitenants,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 440