564
c. een kalm en opgewekt karakter;
d. geduld;
e. rechtvaardigheid
f. belangstelling in de ondergeschikten
g. beschaving en algemeene ontwikkeling
3e een stieng plichtbesef, dat o.a. met zich voert
a. nauwgezetheid;
b. ijver;
c. gehoorzaamheid
d. zelfopoffering;
en wat den omgang met de inlanders betreft-
4e ruime kennis van taai, zeden en gebruiken der inlandsche
elementen m het leger.
A.
Vooz een goed veld officier in het algemeen zijn verder noodig
le physieke en moreele moed;
2e een sterk, taai en lenig lichaam
3e besluitvaardigheid
4e handigheid
5e doortastendheid;
6e wilskracht;
7e volhardingsvermogen;
8e practische terreinkennis; waartoe behoort-
a. het vlug kunnen beoordeelen der tactische voor- en
nadeelen van een terrein;
b. afstanden schatten;
c. gemakkelijk oriënteeren;
d. goed kunnen kaartlezen;
e. geheugen voor terrein toestand en
9e uitgebreide practische kennis der velddienst- en gevechts-
hT'd Waa"°nder V00ral Practische geoefendheid in de handelingen
uit den kiemen oorlog;
10e kennis van land en volk in den Oost-Indischen archipel
He veel kennis der inlandsche talen;
12e een goed ontwikkeld waarnemingsvermogen
13e practische kennis der verbandleer;
14e kennis der gezondheidsleer.