991 De enkele dagen, welke wij te Pilsen doorbrachten, waren niet voldoende om in die groote inrichting alles in détails na te gaanT doch wij vermeenen genoeg te hebben gezien en opgemerkt om voldoende stof voor onze schets te hebben. In het jaar 1860 stichtte de Graaf von Waldstein te Pilsen een staalwerk met inbegrip van een grofsmederij, ketel- en modelma kerij en machinefabriek. Hij begon met een 120 werklieden. In 1866 werd Ridder von Skoda directeur van het etablissement. Door den oorlog van dat jaar daalde het aantal werklieden tot 33 In 1869 werd von Skoda eigenaar van de werkplaatsen waar toen 150 werklieden arbeidden. Vanaf dat jaar dateert de groote vooruitgang en uitbreiding der werken. Vooral na 1885 ging de zaak met reuzenschreden vooruit en begon men zich ook op de productie van oorlogs-materieel toe te leggen. In 1889 werden op een uitgebreid terrein nabij het station Skodawerke, even buiten Pilsen, nieuwe werkplaatsen opgericht. In 1899 werd het etablissement onder den naam Skodawerke een naamlooze vennootschap met een werkkapitaal van 25.000.000 kronen. In 1900 stierf von Skoda. Vier jaar later werd de Directie der Skodawerke overgebracht naar Weenen, waar de kantoren gevestigd zijn in het groote hoekhuis, Franz Joseph Quai 1. Als General-Director staat thans aan het hoofd van de naam looze vennootschap de Heer Günther aan wien als secretaris Dr. Erben is toegevoegd. Aan het hoofd der verschillende onderafdeelingen der fabriek te Pilsen staan directeuren, die ieder voor hun onderdeel aan sprakelijk zijn en door een staf van ingenieurs en employé's ter zijde gestaan worden. Zoo staat aan het hoofd der wapenfabriek de Heer Hermann, Marine Oberingenieur, wien als chef-ingenieur ter zijde staat de Heer Soek, oud-artillerie officier, gewezen leeraar in artillerie wetenschappen aan de Hoogere Krijgsschool. Aan dezen zijn weer meerdere ingenieurs, enz. ondergeschikt. Deze personen, bijna allen in het bezit van het diploma eener Technische Hoo-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 475