1002
en het bestrijken van accessen en hellingen een verdragend,
werkzaam granaatkartetsschot gevorderd.
In verband met deze eischen werd de bergmortier voor den
kamp tegen versterkingen in hoofdzaak als mortier, als werp
geschut voor granaten, geconstrueerd, met opklimmende ladingen
voor elevatiën van 45° tot 65° en invalshoeken van meer dan 45°.
Tegen levende doelen worden granaatkartetsen met de grootste
lading verschoten gebezigd. Bij een V0 van 300 M. en elevaties
van 0° tot 30° kreeg men drachten tot 5000 M. Hierbij is de
haan nog genoegzaam gekromd om op middelbare en groote
afstanden doelen achter dekkingen te kunnen treffen.
Ook in den veldoorlog kan dergelijk geschut voor dezelfde
doeleinden gebezigd en zou hiertoe ook in Indië aangewend
kunnen worden. Waar mogelijk moet deze geschutsoort bespan
nen vervoerd worden.
e. Bergmortier van 12 cM., L/9,5.
De mortier is een nikkelstalen mantelkanon gevat in een
ring, waaraan de zuigerstangen der remcylinders en de stangen
der voorhrengveeren bevestigd zijn.
Het stuk heeft een kegelvormige schroefsluiting met zeker
heids-en automatische repeteerinrichting.
Een stalen huls neemt de verschillende ladingen op en ver
zekert de gasafsluiting tijdens het schot.
Vóór het laden moet de mortier horizontaal gesteld worden.
De affuit bestaat uit wieg, toestel voor de hoogterichting,
riehtspaak, as met raden, en radschoenrem.
De wieg is vervaardigd van gietstaal en heeft uitwendig
vier cylinders, aan weerszijden twee, voor den rem en de voor
hrengveeren. Verder heeft de wieg twee tappen, welke liggen
in tappen op de benedenaffuit.
Bij den terugloop voert de mortier de stangen van de rem
cylinders en de voorhrengveeren mede, waardoor deze laatste
gespannen worden en het stuk in batterij terugvoeren.
Het vizier bestaat uit een vizierkorrel met opzet en kan in
twee standen gebezigd worden, de eene van 0° tot 30° voor
het granaatkartetsschot, de tweede van 42° tot 66° voor het
werpen met granaten.