569
b. het beroep van den vader en de beide grootvaders;
■c. aantal broers en zusters (liefst met vermelding van leef
tijd om na te kunnen gaan, of de leerling tot de oudsten
of jongsten thuis behoorde);
d. eventueel op welke leeftijd hij zijn vader of moeder ver
loren heeft;
■e. de door hem (geheel of gedeeltelijk) bezochte scholen
f. in hoeverre hij tot de oudsten of jongsten van zijne klas
sen behoorde;
g. eene aanteekening van den directeur van de laatst door
hem bezochte school omtrent ijver, verstand en karakter
eigenschappen
Dit register zou ter beschikking van eiken leeraar en buiten
het bereik der cadetten moeten zijn. Vermeent een leeraar door
■een of andere oorzaak aan een cadet de een of andere karak
tereigenschap te moeten toekennen of doen zich omstandighe
den voor, die op het karakter een bijzonder licht werpen, zoo
stelt hij hieromtrent eene van zijne handteekening voorziene
aanteekening in het register, dat op die manier voor den karakter
vormer ongeveer hetzelfde zal zijn als de figuratieve schetskaart
van eene landstreek voor den pacificateur.
Naar vermeend wordt, houdt men thans reeds een soort be-
•oordeelingslijst van de cadetten aan; deze zou dan met dat re
gister kunnen worden gecombineerd.
Verder dienen de leeraars er nauwkeurig acht op te geven,
welke cadetten zich bij elkander aansluiten en vooral hunne
-aandacht te wijden (zonder dat dit voor de jongelui merkbaar
■is) aan de minder op den voorgrond tredenden. Dit zijn vaak
diegenen, welke het eenvoudigst zijn opgevoed of het sterkst
aan het huiselijk familieven gehecht zijn en daardoor zich soms
op de Academie minder thuis gevoelen. Op zulke karakters
kan de nieuwe omgeving dus vaak nog de meeste invloed uit
oefenen; er dient dus gezorgd te worden, dat deze invloed ten
goede en niet ten kwade werkt, want uit zulke personen groeien
vaak zeer goede officieren.
Steeds zoeke de leeraar naar eene verklaring voor de meer of
■mindere gezienheid van een cadet onder zijne kameraden.
Verder zal het wijzen op hetgeen door groote mannen onder