1025 aangevallen, welke daad onmiddellijk gevolgd werd door een klewang- aanval van eene in het zijterrein verscholen bende. Dat ook kleine rooverijen, telephoonvernielingen etc. in deze afdeeling niet uitbleven kan geen verwondering baren. Al vormde Meulaboh ook niet meer het schrikbeeld voor onze troepen zooals het dit eenige jaren te voren was geweest o.a. tijdens de klewang- aanvallen in het Seunagansche, toch was de toestand nog verre van geconsolideerd. Ook in deze afdeeling kwamen, hoewel in geringe mate, bivakbeschietingen en telephoonvernielingen voor; tweemaal verstoutte een bende zich zelfs om tot de onmiddellijke nabijheid van onze hoofd" vestiging te Meulaboh door te dringen en de pasar te beschieten, (ld Juni '07). Ook op de betrouwbaarheid der bevolking en der hoofden viel niet altijd staat te maken, zoo bleek het o.a. dat de oeloebalang van Tripa, die nimmer openlijk -aan het verzet had deelgenomen, den vijand van wapening en munitie voorzag. Verschillende aanhalingen hadden, terwijl T. Rajeu Tripa zelf te Pinang was, in zijn woning en in Tadoe plaats. Ook T. Keumangan van Seunagan en T. Bèn Peureumeue, eertijds beruchte tegenstanders, doch sedert jaren in onderwerping, werden wegens heulen met kwaadwilligen gearresteerd. Overigens kan de toestand in het Meulabohsche, evenals die in de schaars bevolkte onderafdeeling Poeloe Raja, bevredigend genoemd worden. Wanneer het in laatstgenoemd gebied dan ook noodig was om van de wapenen gebruik te maken, was dit slechts ten gevolge van benden, die uit het naburige Kawaj XII en uit het Meulabohsche in de afdeeling doordrongen. Slechts medio 1906 dreigde de toestand minder gunstig te worden, toen de invloedrijke T. Gampong Pisang uit Panga de zijde van het verzet koos. Zijn aanhang bleek echter gering te zijn. Ook op de Westkust trachtte men door het verstrekken van voorschot ten en het verschaffen van bibit enz. de verschillende cultures te verbe teren. Vooruitgang viel dan ook wel te constateeren. In November 1906 werd een maatschappij gevormd onder den naam van Atjeh Bosch exploi tatie compagnie, die zich ten doel stelde om de exploitatie van den hout- aankap, voornamelijk op het eiland Simeuloee, ter hand te nemen en op te voeren tot 1000 M3. per maand en meer. Tengevolge van een vloedgolf werd in Januari 1907 de Zuidkust van het laatstgenoemde eiland zoodanig geteisterd, dat 1818 inboorlingen om het leven kwamen en een schade geschat op lf- ton geleden werd. Ook de afdeelingshoofdplaats Tapa toean werd gevoelig getroffen door de ont ploffing van het munitiemagazijn, waardoor een negental personen in meerdere of mindere mate verwond en vele gebouwen beschadigd werden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 509