1033
De schuine voorkant van het haakje glijdt over den onderkant van
het nokje k, totdat het haakje hierachter ingrijpt.
Laat men nu het touw langzaam los, dan zal door de eenigszins voor-
waartsche helling der schijf, en de zwaarte van liet gedeelte boven de
as, het ondereinde van den draaibalk achteruitgetrokken worden, totdat
het hierin door het haakje en de nok geituit wordt (stand B. fig. 2).
Treft nu een projectiel de schijf, dan valt het haakje omlaag en de draai
balk beweegt zich langzaam voorover, waarbij de schijf op de veer m valt-
Door weder aan het touw te trekken, wordt de schijf opgetrokken en
het haakje van zelf achter de nok ingesteld.
Wil men van schijvensoort verwisselen dan schuift men de nieuwe
schijf in plaats van de aanwezige op den draaibalk en regelt den even
wichtstoestand door hot aanbrengen van verschillende tegangewiehten,
bestaande uit loodeu- of houten klossen, welke men aanhangt, dan wel
door een verschuifbaren balk aan het ondereinde van den draaibalk,
in verhouding tot de zwaarte der te bezigen schijf (fig. 2, stand A).
Den 12en September j.l. werd deze schijfinrichting in tegenwoordigheid
van den Plaats. Mil. Comdt. en de commandanten van het 4de, 9de
R. H. 15de Bat Inf., het Korps Genietroepen en de Kaderschool, met
gunstigen uitslag beproefd op de schietbanen te Tjimahi.
De vereischte tegengewichten bestonden hierbij uit houten klossen van
verschillende len te, welke bij het gebruik respect, van de borst-, romp
en eenmanschijf in een kram aan het ondereinde van den draaibalk
werden opgehangen.
De verschillende schijven werden door het vallen niet beschadigd; ze
konden zonder bezwaar opgevangen worden.
Het optrekken en instellen ging zeer gemakkelijk, het verwisselen der
schijven snel, zoodat eene groote tijdwinst verkregen werd.
Ook bij de gewone individueele schietoefening eener compagnie werd
van de inrichting met veel succes gebruik gemaakt.
Ten einde de schijf bij den schutter te kunnen optrekken, wordt het
touw t verbonden met een ijzerdratd o, hetwelk langs den grond naai
de standplaats van den schutter gaat en aldaar door middel van een
hefboom bewogen wordt.
Om dit ijzerdraad is bij de schijf een trekveer p aangebracht (fig. 2),
waardoor, zoodra de hefboom bij den schutter losgelaten wordt, het ijzer
draad weer in de richting- van de schijf getrokken wordt.
Het haakje h dient derhalve zoo zwaar te worden gemaakt, dat het
de geringe zwaarte en wrijving van het touw t kan overwinnen, om bij
een treffer te vallen.
De geheele inrichting wordt opgesteld achter eene borstwering, zooals
is aangegeven op blz. 914 fig. 4 plaat XXIX, en dient dus ter vervanging