INSPECTIËN DOOR DE GEWESTELIJKE INTENDANTEN.
De door het legerbestuur voor bovengenoemde gewestelijke
dienstchefs uitgevaardigde instructie bevat omtrent de door hen
te houden inspectiën verschillende voorschriften.
Het zijn deze bepalingen, die het onderwerp zullen zijn van
de hiernavolgende beschouwingen, waarvan de bedoeling is zoo
mogelijk eenige nieuwe gezichtspunten te openen met betrekking-
tot dit gedeelte van den dienst der intendance-officieren -van
het Indische Leger.
In de laatste jaren werd de Instructie voor die van den ge
westelijken dienst op dit punt nog al eens gewijzigd, het laatst
nog bij de Algemeene Order van het Leger 1905 No. 153, waarbij
eene kleine verandering werd gebracht in de bij de Algemeene
Order 1905 No. 81 vastgestelde nieuwe redactie van artikel 93
van bedoeld voorschrift.
Toch is het standpunt, waarop het Legerbestuur zich ten op
zichte van de uitoefening van dezen dienst heeft geplaatst, eigen
lijk niet veel veranderd en in hoofdzaak hetzelfde gebleven.
Immers, wanneer wij de Instructie raadplegen van 1888, dan
blijkt ons, dat het met die inspectiën te bereiken doel niets an
ders was dan een door den gewestelijken chef persoonlijk te
verrichten onderzoek of door de hem ondergeschikte officieren
het aan dezen opgedragen beheer naar behooren werd verricht.
Dit is duidelijk te lezen uit het artikel 101 van die Instructie,
met zijn voorschriften betreffende hetgeen door den Geweste
lijken Intendant behoort te worden in acht genomen, ten aan
zien van
A. het beheer van den Kaad van administratie van korpsen
en garnizoenen 1).
B. het beheer van den kwartiermeester of administrateur van
het korps of garnizoen.
1) Thans is, zooals bekend, die Raad afgeschaft.