934
inlandsehe bevolking. Dock reeds enkele weken later (6 Jan. 1893) was de
posthouder met zijne 10 politiesoldaten genoodzaakt geweest voor de over,
machtige Tugeri's het veld te ruimen. Sinds dien werden deze lieden zo0
overmoedig, dat in 1896 de Britsche gouverneur Sir William Mac Gregor ge
noodzaakt werd op ons territoriaal gebied bestraffend tegen de Tugeri's op
te treden.
Yrjj onverwachts werd daarop in 1897 tot oprichting van twee bestuurs-
vestigingen overgegaan n. 1. één te Fakfak (West en Zuid Nieuw-Guinea)
en één te Manokoeari (Noord Nieuw-Guinea), die, niettegenstaande de ge
voelens daarover uiteenliepen, bij de residentie Ternate en Onderhoorig-
heden werden gevoegd. Aan het hoofd van elk der afdeelingen werd
een assistent-resident gesteld.
De Noordelijke afdeeling strekte zich uit van den 141 en breedtegraad
tot aan Kaap Goede Hoop (Jamoersba), de Zuid- en Westelijke van Kaap
Goede Hoop tot aan dienzelfden breedtegraad aan de Zuid-kust. Gelijktijdig
werd de splitsing van de laatstgenoemde en alzoo oprichting van een
derde bestuursvestiging in Zuid Nieuw-Guinea in vooruitzicht gesteld.
Voorshands evenwel gelukte het H. M. Borneo", welke met een op
dracht daartoe was uitgezonden, niet om een geschikte plaats voor die
derde bestuursvestiging te vinden.
Toen nu echter aan enkele scheepsofficieren van de „Generaal Pel"
der K. Paketv. Mij. geweld was gepleegd en de EDgelsche gezant te
'sGravenhage in Juli 1900 namens zijne Regeering op de urgentie wees
om maatregelen te treffen ter beveiliging der Engelsche grenzen van
Britsch N. Guinea en aandrong op bestraffing der roovers. werd 18 Juni
1901 de afdeeling West- en Zuid-Nieuw-Guinea in 2 afdeelingen gesplitst
n. 1. West-Nieuw-Guinea van Kaap Goede Hoop tot Kaap Steenboom en
Zuid-Nieuw-Guinea van Kaap Steenboom tot aan de Britsche grens
onder een assistent-resident. Laatstgenoemde afdeeling werd bij besluit
van 20 Januari 1902 tot een zelfstandige assistent-residentie (Zuid-Nieuw.
Guinea) verhoven met bestuurszetel te Merauke, en afgescheiden van het
overige deel van de kust, dat tot het sultanaat van Tidore bleef behooren.
Van 1902 tot 1905 werd te Merauke een detachement gelegerd ter
sterkte van een compagnie onder een kapitein.
Noch door dit detachement, noch van uit de andere bestuursvestigingen
werden belangrijke verkenningen in het binnenland gemaakt en hoewel
dan ook in 1903 1904 wetenschappelijke expeditiën naar Noord-en
Zuidkust werden uitgerust en do eerste vooral wel op eenige resultaten
kan bogen, beschikt men thans nog over zoo weinig gegevens op aard
rijkskundig, etnographisch en vooral op economisch geb ed, dat de vraag,
of in de toekomst van Nieuw-Guinea iets te maken of iets te verwachten
valt nog aan de orde van den dag is.