- 952 Ik heb daarom getracht eene regeling samen te stellen, waar bij bovenstaande bezwaren zich niet voordoen. Het doel van den dienstplicht zou nietfuitsluitend zijn, ons in staat te stellen in een oorlog tegen een buitenlandschen vijand ons leger te versterken, doch ook om tot handhaving van orde en rust te kunnen beschikken over de ingezetenen, indien de gewone middelen politie, leger, marine daarvoor niet toe reikend zijn. Dienstplichtig zouden gesteld moeten worden alle Europeanen en daarmede gelijkgestelden, die hun I7e jaar bereikt hebben en hun 51e jaar nog niet zijn ingetreden, zoomede de Amboi- neezen, Menadoneezen, Ternatanen en Timoreezen, die hun 16e jaar bereikt hebben en nog geen 45 jaar oud zijn. Dat hierbij door mij in de eerste plaats het oog werd geslagen op Europeanen is begrijpelijk, waar het grootste gedeelte van het Nederlandsch-Indisch leger is samengesteld uit Inlanders en de gevechtswaarde der eersten het grootst is. Verder heb ik voor legerversterking bestemd Amboineezen, Menadoneezen, Terna tanen en Timoreezen, omdat ook zij in het leger een goeden naam hebben als veldsoldaat, terwijl door het, naar verhouding tot de bevolking van die landaarden, groote aantal in het leger dienen den en door de omstandigheid, dat zij Christenen zijn, zij zich meer Nederlander gevoelen dan andere landaarden 1). Op dezen dienstplicht moet al dadelijk eene uitzondering ge maakt worden voor degenen, die ook in oorlogstijd niet in hun ne betrekkingen gemist kunnen worden met het oog op het alge meen belang, terwijl voor vreemdelingen de dienstplicht zou moeten ophouden, zoodra de mobilisatie geschiedt naar aanlei ding van een oorlog tegen eenen buitenlandschen staat. 1) Het zou m. i. wel overweging verdienen na te gaan of Indo Chineezen niet een bruikbaar element in ons leger zouden vormen. Blijkt dit wel het geval te zijn, dan zouden zij eveneens voor dienstplicht in aanmerking komen. Waar tegen dienstplicht voor Javanen, Soendaneezen enz. verschillende bezwaren be staan zou echter bij oorlogsgevaar, indien uitbreiding van het leger met deze elementen noodig mocht blijken, de werving zooveel mogelijk bevorderd kunnen worden Dit acht ik echter voor de dienstplichtige landaarden oveneens noodzakelijk. Voor de niet dienstplichtige landaarden zou de verplichting moeten bestaan om bij op roeping zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van noodig geachte werkzaamheden in 't belang der militaire actie*

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1907 | | pagina 436