93
•daarna ontving hij de opdracht zich als Regeeringscommissaris
naar Atjèh te begeven, naar bevind van zaken te handelen en
•die voorstellen te doen, die hij zou noodig achten.
21 Juni 1896 eindigde deze opdracht om op 8 September 1897
ook het Legercommando neder te leggen en nu voor goed rust
te zoeken in het Vaderland. Eenige maanden te voren was hij be
vorderd tot Commandeur in de Orde van den Nederlandschen
Leeuw.
Die rustige oude dag, zoo verlangend tegemoet gezien door
menig oudgediende, scheen voor Generaal Vetter nog niet te
mogen aanbreken.
Kwalen sloopten zijn gestel en de man, die steeds achter
eene ijzige kalmte en diep stilzwijgen soms de heftigste ge
moedsbewegingen had weten te verbergen, voelde zich zoo
geknakt, dat hij den winter van 1906 op 1907 en een groot
deel van dit jaar in het Zuiden verbleef, liever dan in den kring
•der bekenden het hulpbehoevende overschot te zijn van de fiere
krijgsmansfiguur van voorheen. Eindelijk ontfermde zich de
Dood over hem en verloste hem uit een ondragelijk geworden
lijden.
Requlescat in pace!
We hebben beloofd een levensbericht te geven, anders niet.
„Die timmert aan den weg, heeft allemans gezeg", dat heeft
Vetter in hooge mate ondervonden. Dat er aanleiding toe was,
wie zal het ontkennen, doch laat ons niet vergeten, dat Vetter
als ieder onzer, in de èèrste plaats mensch was, en dat hij dat
.heeft gegeven, wat wij allen trachten te doen, zijne beste krachten.