95 vonden en hij dus ook in dit opzicht den spijker op den kop zou hebben geslagen. De volledige beantwoording der vragen of inderdaad de krijgs tucht in het leger sedert de z. g. „nieuwe richting" haar in trede heeft gedaan, zooveel slechter is geworden en of sedert een minder gunstige, ontevreden stemming in het officierskorps is ontstaan, zou een tijdschriftartikel op zich zelf kunnen vor men, daarom volsta ik met deze vragen slechts in zooverre te beantwoorden als mij in verband met het hoofddoel van dit schrijven het verdedigen van het opleidings- en oefeningsstelsel der Infanterie tegen de aanvallen van den Heer Th. gewenscht en noodig voorkomt. Het valt niet te ontkennen, dat in den laatsten tijd, tenge volge van desbetreffende dagbladartikelen, de buiten het leger staanden den indruk gekregen moeten hebben, dat het met de krijgstucht in het leger inderdaad treurig gesteld is. Ik ben echter zoo vrij op grond mijner ondervinding te beweren, dat voorvallen als waarvan bedoelde courantenartikelen gewagen, vroeger evengoed als tegenwoordig, ja wellicht in meerdere mate voorkwamen. Gevallen van insubordinatie onder Eur. mi litairen waren een tien- a vijftiental jaren geleden zeker niet zeldzamer dan thans; toen waren tengevolge van het oefenings stelsel, waarin voornamelijk alleen plaats was voor „exerceeren" en „theorie", en een flinke velddienst tot de zeldzaamheden behoorde, de soldaten in den regel ten 9 a 10 uur v. m. geheel vrij en ledigheid w^s ook toen des duivels oorkussen. Ik herin ner mij uit dien tijd ook het geval, dat een peloton Javaan- sche soldaten bij wijze van protest tegen genomen maatrege len, de menage betreffende, hun gevulde eetketels bij elkander zetten en drosten. Excessen van mindere militairen op den openbaren weg kwamen ook toen voor; in 1893 en'94, om een voorbeeld te noemen, werden de wegen in en om een zeker garnizoen na zonsondergang onveilig gemaakt door toen be ruchte Boegineesche militairen, die zelfs niet tegen een moord opzagen. Ieder zal zich ook uit dien tijd en later nog wel de vechterijen tusschen militairen van verschillenden landaard voornamelijk tusschen Amboineezen en Inlanders waarbij menigmaal bloed vloeide, herinneren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 115