99 Dat de „geheimzinnige conferenties" tusschen legercomman dant, afdeelingschefs en brigade-commandanten, waarover de dagbladen gewaagd hebben den minder goeden geest in het leger tot onderwerp hebben gehad, kunnen die couranten evenmin met zekerheid beweren als ik het tegenovergestelde kan vol houden, zoodat derhalve niet veel waarde gehecht moet worden ■aan de in dit verband door den Heer Th. gesproken woorden. Hebben die dagbladen echter gelijk, dan blijkt daaruit, zooals de Minister van Koloniën in zijn antwoord zeide: „dat de Indische Regeering (lees: het Ind. legerbestuur) diligent is en dat zij, .zoo de berichten althans juist zijn, het euvel inziet en tracht weg te nemen". Overgaande tot een geregelde bespreking van de nadeelen door den Heer Th. aan „de nieuwe richting" d. i. dus hier het oefenings- en opleidingsstelsel van de Infanterie toegekend, begin ik met mijne groote bevreemding te kennen te geven over het feit, dat die deskundige afgevaardigde geen enkel bewijs voor zijne beweringen aanvoert. Met groote autoriteit worden •enkele zinnen en algemeenheden geuit, die ongetwijfeld indruk gemaakt zullen hebben op het groote publiek en die het ver trouwen in het Indische legerbestuur zeer zeker danig geschokt zullen hebben, doch van bewijs of nadere definitie geen spoor. Uit het voorkomende op blz. 335 der Handelingen toch valt te lezen, dat de Heer Th. der „nieuwe richting" verwijt, dat zij geen rekening houdt met het ,,hoe"(?)van een beroepsleger noch met de levensfunctiën van een korps beroepsofficieren, waardoor het leger doodloopt!?), dat zij niet met voldoende behoedzaamheid is toegediend en dat men te spoedig voor nonsens verklaard heeft, wat bij ons stelsel van legervorming niet gemist kon worden tengevolge van de nieuwe richting viel het „cement" uit, waardoor thans het geheel dreigt te verbrokkelen; met een roekelooze eenzijdigheid heeft men alles overboord geworpen wat sommigen maar ietwat verouderd leek en nu het weg is, vraagt men zich af, of het wel gemist kan worden; er is geen houvast meer in de opleiding; ieder zoekt iets zonder dat er een stelsel gevonden wordt, waardoor de 1) De hier en daar gestelde vraagteekens zijn van mij, Schrijver.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 119