102 zonde, ook voor een beroepsleger onbetwistbare beginsel, dat van den soldaat niet een machine gemaakt moet worden, doch dat hij opgeleid moet worden tot een denkend wezen, die zelfs in de moeielijkste oogenblikken zijn gezond verstand moet weten te gebruiken, kwam tot uiting; op het aankweeken van initiatief en zelfstandigheid werd den nadruk gelegd, enz. Bij dit alles werd de krijgstucht geenszins naar den achter, grond gedrongen J); daarop wensch ik reeds hier den nadruk te leggen in verband met de woorden van den Heer Thomson: „het „cement" viel uit." Wat kan hier met „cement" anders bedoeld zijn dan de „tucht," die het geheel bijeenhoudt? Zeker een krijgstucht, die uitsluitend berust op vrees van den mindere voor den meerdere, die gebaseerd is op angst voor straf was reeds in 1903 en wellicht vóór dien reeds uitgevallen, doch er was iets anders voor in de plaats gekomen. Moeielijk kan ik me voorstellen, dat de vooruitstrevende Kapitein Thom sons zelfs voor ons beroepsleger een bijeenhouden middels dat ouderwetsche „cement" zou wenschen. Ik kojn op het „cement" van de „nieuwe richting" straks terug doch wil hier alleen ter kenschetsing van de krijgstucht, die het Voorschrift van 1905 op het oog had, het volgende aanhalen uit de punten 12 en 13 van dat voorschrift: „De ontwikkeling van de krijgstucht en hare handhaving mogen echter „niet zoover worden gedreven, dat zij van den man een willoos werktuig „maken. In den strijd met de moderne wapens zullen toch oogenblikken „voorkomen, waarop de wil van den aanvoerder zich niet, dan wel hoogst „moeilijk kan doen gevoelen. Daarom behoort men den man te wennen „aan het zelfstandig handelen en gebruiken van zijn wapens en behoort „de krijgstucht het middel te zijn om het plichtsbesef van den man „zóódanig te ontwikkelen, dat ook zonder den onmiddellijken invloed „van den aanvoerder, zelfs in oogenblikken, waarop het moreel van den „man het sterkst geschokt wordt, worde gehandeld als deed zich die „invloed nog altijd gevoelen", en verder: „Krijgstucht, die gegrond is op het werktuigelijk handelden op beve] „van den meerdere, berust op een verkeerden grondslag. Daarom mogen 1) Zie ook do circulaire van Gen. Jlir. v. d. Wijok van 14 Mei 1903, aangehaald in de noot op de vorige bladzijde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 122