105
Trouwens, kende de Heer Th. onzen Leidraad, dan was hem
hier het woord „korpscommandant" wel in den mond gebleven
dan toch had hij geweten, dat in ons oefenstelsel aan de com
pagnies- en niet aan de korpscommandanten de hoofdtaak is
opgedragen. Punt 34 luidt dan ook: „Alhoewel, in verband
„met de op den bataljonscommandant rustende verplichting (zie
„punt 1), oefeningen met het geheele bataljon niet uitgesloten
„zijn, dienen als regel de compagnieën voor oefening ter be
schikking hater commandanten te blijven."
Moet uit de smalende woorden: „het vangen van hoofden
e. d." opgemaakt worden dat de Heer Th. het afkeurt dat
tegenwoordig zooveel aandacht gewijd wordt aan de oefeningen
tegen een Inl. vijand? Ik kan zulks moeielijk aannemen want
deze afgevaardigde zou toch niet wenschen dat de oefeningen tegen
een gelijkbewapenden en georganiseerden tegenstander meer op
den voorgrond traden dan eerstbedoelde, waar ons leger als 't ware
dagelijks den kleinen oorlog tegen den Inl. vijand te voeren heeft
Zeer terecht bepaalt dan ook punt 45 van den Leidraad:
„Krijgstucht exerceeren." Wie Uwer, geachte lezers, kan een
medelijdend lachje onderdrukken als hij hoort, dat in de Volks
vertegenwoordiging aan de Indische Infanterie verweten wordt,
dat zij in het jaar 1907 in „exercitiën" nog eon middel ziet om
de krijgstucht te ontwikkelen en te handhaven! Men weet
haast niet, waarover zich meer te verwonderen, over de bru
taliteit van hem, die zoo iets verkondigt, of over de gelatenheid,
waarmede het in de kamer werd aangehoord
Weet de geachte afgevaardigde van Leeuwarden dan niet,
dat in de laatste vier jaar door onze Infanterie niet meer „geëx
erceerd" (d. w. z. „geëxerceerd als parededril") wordt dan hoog
noodig is om den troep geen gek figuur te doen slaan bij pa-
„Aangezien de oorlogvoering tegen den Inlandschen vijand de dage-
„lijksche taak van ons Leger vormt, moet aan de velddienst- en ge-
vechtsoefeningen tegenover dien vijand een voorname plaats worden
„ingeruimd, zonder dat echter de geschiktheid van den troep voor de
„oorlogvoering tegen een gelijkbewapenden en georganiseerden tegenstan
der daardoor op den achtergrond geschoven mag worden."