geweest, hoe een dergelijke geestdoodende en afmattende dienst iets kon bijdragen tot het aankweeken van krijgstucht. Lus teloos en machinaal werden zoowel door officieren als minderen de verschillende commando's uitgevoerd; de herhaalde waar schuwingen van den compagniescommandant als „in de pas," één, twee, één, twee„op je kolf drukken„kolf naar binnen enz. werden op het laatst, zelfs door hem, die zulks aanging, niet meer gehoord en alleen een uitroep van den kapitein als: „No. 2 uit het achterste gelid van de 3e sectie vier toeren strafexerceeren" was oorzaak, dat niet allen loopende insliepen, dat de krijgstucht gehandhaafd bleef. Welke krijgstucht, welk „cement" de Leidraad van 1907 noodig oordeelt, blijkt voldoende uit punt 12, waarvan de 4e alinea luidt Welk een verschil tusschen een zoodanige krijgstucht en die, welke bedoeld wordt in het in 1815 gearresteerde dus nagenoeg een eeuw oude „Reglement van Krijgstucht of Discipline voor het krijgsvolk te lande"! De laatste berust uitsluitend op een „volstrekt lijdelijke gehoorzaamheid van den minderen aan den meerderen", de eerste op „stipte plichts vervulling door allen dus ook door de meerderen en weder zijdsch vertrouwen en waardeeren." Thans niet meer een krijgs tucht louter en alleen gebaseerd op verplichtingen van den min dere, met bedreiging van straf bij de geringste nalatigheid of den geringsten misslag. Neen, thans ook zal de meerdere en deze zeker niet het minstbehooren mede te werken tot het aan kweeken en onderhouden van een goede krijgstucht in den troep. Meent echter niet, lezers, dat de krijgstucht van heden een niet-stipt opvolgen van gegeven bevelen zou gedoogen, integen deel; een getrouwe opvolging van gegeven bevelen moet ook thans worden geëischt (punt 12, 8e alinea), doch en hier legt de Leidraad van 1907 den meerdere wederom een verplichting in 107 „De meerderen moeten er bovendien naar streven het vertrouwen der „minderen te winnen, opdat er met, instandhouding eener gezonde krijgstucht die berust op stipte plichtsvervulling door allen en wederzijdsch vertrouwen en waardeeren een band ontstaat tusschen hen en de min deren. I M. T. 1908. 8.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 127