108 het belang van de krijgstucht op bevelen moeten oordeel kundig worden gegeven; iederdie een bevel geeft moet van de rechtmatigheid en van de mogelijkheid van opvolging overtuigd zijn." Tot instandhouding van de krijgstucht, zooals die in den Leidraad wordt bedoeld, zijn zeer zeker straffen dikwijls onver mijdelijk; het beginsel echter om zelfs voor de geringste nalatig heden of misslagen te straffen, zooals het Reglement van Krijgs tucht dat nog eischt, heeft men al is het natuurlijk in den Leidraad niet zoo letterlijk uitgedrukt laten varen. Thans stelt men zich op het m. i. opvoedkundig juiste standpunt, dat om iemand tot zijn plicht te brengen, 't noodig is rekening te houden met aard en inborst van het individu. Yandaar de eveneens in het belang der krijgstucht aan den meerdere opgelegde verplichting om „er zich op toe (te) leggen elk zijner ondergeschikten naar aardinborst en aanleg te leeren kennenbegrijpen en behandelen." (zelfde alinea, punt 12). Nog uit andere punten van den Leidraad blijkt duidelijk de bedoeling om in het belang van een goede krijgstucht niet slechts aan den mindere, doch vooral ook aan den meerdere verplichtingen op te leggen Alvorens van het onderwerp „krijgstucht" af te stappen, zij hier volledigheidshalve nog medegedeeld, dat in punt 5 van den „Men bedenke, dat niet elk karakter op dezelfde wijze in de gewenscli- „te richting geleid ban worden; het eene eischt een zachte, meegaande „behandeling om tot plichtsbesef gebracht te worden, bij een tweede is „meer overredingskracht noodig, terwijl weer bij een ander door gestreng optreden het doel bereikt wordt, (punt 12, 9e alinea). „Om zulks (d. i. dat er met instandhouding eener gezonde krijgstucht „een band ontstaat tusschen meerderen en minderen) te bereiken is het „noodig, dat de meerdere de belangen van zijne ondergeschikten, voor „zooverre ze niet met de dienstbelangen en de tucht in strijd zijn, be hartigt als waren ze zijne eigene." [punt 12, 5o alinea]. De soldaat „moet zijn meerdere leeren hoogachten, en in hem niet alleen een meer dere in rang, doch ook een meerdere in kennis en in stipte plichtsver vulling zienaan officieren en kader legt deze eisch groote verplich tingen op."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 128