- 117 schillenden aard enz. zouden den soldaat te velde onmogelijk toe gestaan kunnen worden. In overeenstemming met het voor gaande is 't dan ook niet verkeerd te achten, dat een officier ook op meerdaagsche oefeningen wat meer comfort heeft dan de soldaat en de soldaat zal in den regel zijn meerdere zulks niet misgunnen. Zijn intrek nemen bij een landheer zou ik derhalve alhoewel ik het zooveel mogelijk zou willen vermijden, ook al omdat te velde gewoonlijk voor officieren geen landhuizen disponibel zijn een officier niet kwalijk nemen, mitshij gezorgd heeft dat zijn troep dienovereenkomstig, d. w. z. in behoorlijke pakhui zen of onder goede afdaken, is ondergebracht. Dat officieren, bij een landheer een onderkomen gevonden hebbende, zich van den troep verder niets aan zouden trekken en dezen heel veel ellende zouden laten lijden, is een zware beschuldiging door den Heer Th. tegen ons officierskorps uit gebracht; hij had goed gedaan feiten te noemen, want dealge- rneene bewoording, waarin die beschuldiging gesteld is, maakt het moeilijk daarop in te gaan. Het is mij echter een groote voldoening hier openlijk te kunnen verklaren, dat in tegen stelling met het treurige beeld, dat onze Indische legerspecialiteit van het plichtsgevoel van ons officierskorps in de Volksver tegenwoordiging heeft opgehangen, de gevallen, waarin offi cieren op meerdaagsche oefening een schamele kampongwoning of een primitief passerloodsje met den troep deelen en zich evenals de soldaten met een bordje rijst vergenoegen, zeker veelvuldiger zijn dan die door den Heer Th. bedoeld. Ten slotte een enkel woord naar aanleiding van eenige woor den en uitdrukkingen van den Heer Th., waarvan ik de beteekenis of de bedoeling niet begrijp, aangezien de gebezigde beeldspraak mij ontgaat en elke toelichting ontbreekt. Tevergeefs heb ik gepoogd achter de beteekenis te komen van „de levensfunctiën van een korps beroepsofficieren". Eenige door mij geraadpleegde encyclopedieën, maakten mij niet wijzer. In „Kramer's Woordentolk", dien ik ten einde raad opsloeg, vond ik als beteekenis van „functie": „ambtsverrichting, bediening post." Veel verder was ik hiermede niet, want wat zijn nu „de le vensverrichtingen van een korps beroepsofficieren" en in hoeverre

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 137