125
Yak k.
Juist-snelle aanslagoefeningen. In staandeknielende en
liggende houding uit de vrije hand.
Deze oefeningen mogen niet aanvangen, voordat de snelle
aanslag goed wordt uitgevoerd.
Het doel dezer oefening is, te leeren, den snellen aanslag
zoodanig uit te voeren, dat reeds door dien aanslag het geweer
zoo goed mogelijk in de richting wordt gebracht.
De wijze van oefenen is gelijk aan die bij den snellen
aanslag.
Aanvankelijk wordt als doel genomen een loodrecht op het
richtvlak gespannen draad, die bij voorkeur zoo dicht bij den
schutter wordt geplaatst, dat bij den aanslag de korrel van
diens geweer slechts enkele c.M. van dien doeldraad verwijderd
blijft. Met het richten op dit doel wordt het voordeel bereikt,
dat de zoo nadeelige lichtfouten in de hoogte, het slingeren bij
het in den aanslag komen, de niet uitsluitend voorwaartsche
verplaatsing van de korrels en andere fouten zeer sterk uitko
men en grootendeels ook door den leerling moeten worden
waargenomen. De onderwijzer plaatst zich daarbij schuinsrechts
vóór den schutter aan de andere zijde van den draad, ten einde
■de fouten van den schutter het best waar te nemen.1)
Hij vestigt er de aandacht der leerlingen op, dat het hoofd
zakelijk de linkerhand is, die het geweer in de richting brengt,
daar de plaats van de kolf tegen het lichaam bij eenzelfden
vizierstand steeds even hoog is. Hij deelt hun mede, dat zij,
onder het scherp zien naar het doel, zich de korrel reeds in
den goeden voorwaartschen stand moeten voorstellen, daar
eene voorafgaande voorstelling een goeden invloed uitoefent op
de daarna volgende beweging. De rechterarm moet nu zoo
geoefend zijn, dat deze vanzelf goed werkt, zonder dat de
leerling er aan behoeft te denken.
Wanneer op een draad zóó voldoende geoefend is, dat in den
regel nog slechts kleine fouten in de hoogte worden gemaakt,
1)0. i. moet de onderwijzer daarbij dezelfde houding' aannemen als waarin de leer
ling zich oefent.