rechts, hoog en laag, plotseling opkomend of verdwijnend, kort
of lang zichtbaar, door hem als 't ware automatische aanslagen
(met gelijktijdig richten) te laten doen, moet een dergelijke
graad van geoefendheid worden verkregen, dat, later op het
gevechtsveld, bij zwakke wilsprikkels, bij moreele depressie, nog
wat over blijft van die bekwaamheid in den juist-snellen aanslag,
en dus het fatale te-hoog-schieten minder wordt dan thans.
Er is dus geen sprake van een horizontalen aanslagOok niet
van een onbewust tegen den schouder plaatsen!! Maar wel,
dat wanneer de man op het gevechtsveld abnormaal is, en hij
plaatst het geweer tegen den schouder, hij bewust of onbewust
beter gericht is dan thans als gevolg dus van eene groote
bedrevenheid in den juist-snellen aanslag in vredestijd met volle
bewustzijn en met alle wilskracht beoefend.
Wat aangaat de opmerking van den heer -J. H C. van Dompseler,
luidende
merken wij op, dat hét juist- en snelvuur gedurende 1 minuut
volstrekt geen doel van o. a. kapitein Fabius was F, integendeel:
de bedrevenheid daarin werd slechts aanvaard als een toevallige
batelogisch ontstaan door de vaardigheid om één schot in een
minumum tijd af te geven.
In het S. V. I. '07 heeft men eene concessie gedaan om die
ten onrechte toegeschreven bedoeling te weerleggen, en heeft men
in de tabel voor de schoolschietoefeningen geen oefening van
1 minuut snelvuur opgenomen, maar wel een 12-patronenvuur.
(Slot volgt)
E. J. van Son.
M. Uhl.
„Tot nu toe schijnen de voorstanders der nieuwe methode in het
„beoefenen daaraan het juist- en snelvuur toegepast te hebben, dat
„gepaard ging met een groot munitieverbruikdit laatste werd door de
„tegenstanders der nieuwe methode als wapen gebruikt om die methode
„te veroordeelen.
„Mijns inziens heeft men in het gebruik van klapschijven een even
„deugdelijk middel om den man te dwingen zich den vluggen en goeden
„aanslag eigen te maken,"
1) 'Zooale ten onrechte dikwijls door de tegenstanders beweerd werd en soms nog
wordt.