138 1 op 4, wellicht zelfs heter, doch het juiste getal doet voor 't oogenblik minder ter zake. Uitgaande van de onderstelling, dat de verhouding van ongeveer 1 op 4 mogelijk is, dus dat de Inlandsche groep gevoxmd wordt door 1 Eur. sergeant, 4 Eur. korporaals en 15 a 17 Inlanders met en zonder graad, dan meen ik, dat de gevechtswaarde dermate zal zijn toegenomen, dat eene uit dergelijke groepen samengestelde troepenmacht het gevecht met een gelijk geoefenden en bewapenden vijand niet behoeft te schromen 1). Buiten de goede eigenschappen voor het gevecht zijn aan het gebruik van den Europeeschen soldaat speciaal enkele nadeelen verbonden. Hij is als regel eerst na langdurige oefening en zelfs dan niet altijd geschikt te maken voor 't volkomen benutten van het Indische terrein; hij be weegt zich gemeenlijk moeielijker dan de Inlander; is in de bivakslang niet zoo handig, terwijl zijne zintuigen bij die van 't natuurkind achter staanook is hij niet zoo tevreden, geduldig en lijdzaam. Bet-r is het uit den aard der zaak gesteld met het Europeeeche kader, dank zij lang duriger oefening, betere ontwikkeling en hooger plichtsbesef, getuige o.m. het Europeesche kader bij de maréchaussée's. Dat onder de Europeanen gezift zal moeten worden, laat zich verstaan. In dezen geest voortgaande, laat zich eene ontbinding van alle Euro peesche veldcompagnieën zeer goed indenken en dier vervanging door compagnieën van Inlandschen landaard. Het Europeesche element, in gekrompen en daardoor ontdaan van veel schadelijks, heeft dan gele genheid in den uitgebreidsten zin invloed uit te oefenen ten bate der oorlogswaarde van het leger, wanneer het als gegradueerden, verspreid in kleine groepen, wordt ingeschoven in alle Inlandsche veldcompagnieën Door inperking van het aantal Europeanen, hetgeen het gehalte ten goede komt, komen de kosten, aan hen besteed, ook meer tot hun recht. De Veld-Bataljons tellen dan uitsluitend Amboineesche en Inlandsche compagnieën, met dien verstande, dat in de Indische compagnie elke goep 4 Europeesche korporaals bezit, de compagnie dus 32. De Europeesche soldaat zou alsdan geheel uit het wapen der Infanterie kunnen verdwijnen, behoudens eene kleine uitzondering, waarop wordt teruggekomen. Op de vraag of de ongegradueerde Europeaan dan ook niet uit alle andere wapens of diensten zou behooren te verdwijnen, acht ik het beter, thans niet in te gaan, on niet op zijwegen te geraken, doch 1) Tegen den inlandsehen vjjand biedt de .menging" alle voordeelen, doch of die in gelijke mate zullen gelden tegen een B. Y. is nog niet bewezen. Er komen dan zulke andere factoren mede in het spel, dat het nog een open vraag bljjft, of het Europeesche element, door versnippering over het Leger, niet zijn hooge waarde zal verliezen. Redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 158