143 Schrijvers betoog komt dus kort en goed hierop neer, „maak alle Europ. fuseliers korporaal en laat geen Europeaan beneden dien rang meer toe in het Leger, dan verbetert ge hun alge- meene positie en dit zal de werving ten goede komen. Daar gelaten in hoeverre het Leger in gevechtswaardeachteruitgaat door het elimineeren van de 2996 Europeanen, die de Infan terie daardoor minder krijgt, en die toch een kleine 5 bataljons vertegenwoordigen, is het aan gerechten twijfel onderhevig of het soldaat zijn, wel zoo velen weerhoudt om dienst te nemen bij het Leger in de Koloniën. Het verschil tusschen soldaat en korporaal is zoo gering, dat het voor de waardeering in de oogen der Inlanders er weinig toe afdoet, of de European al of niet korporaalsstrepen heeft. Wanneer we te velde zijn, worden de Europeanen al spoedig gemengd met de andere landaarden, en is daar gelegenheid te over, de onderlinge waardeering op te mer ken. En dan zien we algemeen dat het er niets op aan komt of „Oom" katoenen strepen heeft of niet, dat Kromo evengoed de aanwijzingen, desnoods bevelen van „Oom" volgt. Want „Oom" en vooral de echte, is „Blanda". Maar dit nog daargelaten, er is een andere vraag: wat zal het geheel erbij winnen, wanneer de laagste rang voor Europeanen korporaal wordt. Het gemiddeld niveau in het Leger is iets verhoogd door eene kunstbewerking maar heeft de verhouding tot de maatschappij daarbij gewonnen? En is het wel wenschelijk afstand te doen van al die krachten, welke zeer goede diensten zouden kunnen bewijzen als soldaat, doch die nu eenm aal niet van het hout zijn, waaruit we het kader snijden? Neen, wanneer we ons uitsluitend bezig houden met de vraag aan het hoofd va n dit opstel gesteld, en we ontleden de oorzaken, die velen weerhouden om dienst te nemen bij het Indische Leger, dan wijzen die ons tevens den weg om de werving te verbeteren- Het zou wel eens belangwekkend zijn, de vraag te stellen aan de Europeesche militairen: waarom zijt ge in kolonialen dienst getreden? Yelen zullen die vraag liever niet beantwoor den, anderen zullen opgevenslechte vooruitzichten geen werk plotselinge geldnood, weer ook een groot deel, dat gelukkig in de laatste jaren toenam, de hoop een goede positie te verwerven, 'tzij in het Leger, 't zij daarbuiten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 163