149 richting gegeven en voor onze „geiraporteerde" Europeanen een aanlokkelijker toekomst geopend dan het magere gagement en het vooruitzicht, dat de Kapitein van Marle ons schildert op bladz 140, ooit kan geven. Aan dat doelloos lanterfanten van zoo menigen minderen militair tot z'n tijd „om" is, komt dan ook een einde. Met iedereen kan generaal worden, al beweerde Napoleon ook, dat elke soldaat een maarschalksstaf in z'n ransel draagt. Maar wel een nuttig lid in de maatschappij, en vooral hier, waar flinke Hollandsche jongens nog zoo goed geplaatst kunnen worden bij politie, spoorwegen, B. O. W. e. a. mits ze een beetje „geprepareerd" worden. Belangstelling daardoor in nog andere zaken dan: „morgen velddienst in de richting van Kg. B." zal hen meer uit de drankwinkels houden, dan het meest klemmende betoog over het nadeel van de alkohol op de constitutie van den mensch. Wat ik boven betoogde van de Hollandsche jongens, geldt ook voor de Indische. In dat opzicht geen onderscheid. Vooral tal van die betrekkingen, waarin het aankomt op kennis van gezag en gebod, op trouw, plichtsbesef en gehoor zaamheid, zou ik voor militaire capitulanten willen openhouden. „Dus U wilt een deel der Indische jongelui daarmee zacht dringen, om ook een tijdje te dienen?" Ja want ik acht het eenige middel om het veroordeel tegen „het Leger" weg te nemen. Dat moet weg en het kan alleen door nadere kennismaking. Dienstplicht hier in te voeren, is aan vele bezwaren onder hevig, maar het Gouvernement kan wèl zeggen: „om voor die of die betrekking in aanmerking te komen, moet ge eerst zoo lang hebben gediend in het Leger." Dat is zijn recht als werkgever, waarbij de bevoorrechting der militairen alleen haar beteekenis ontleent aan het feit, dat zij den staat reeds hebben gediend en zeker niet onder de gemakkelijkste omstandigheden. De invloed van dezen maatregel op het Pauperisme laten we onbesproken. Een ieder kan die gevolgtrekkingen zelf maken. Wat na het verlaten van den militairen dienst zonder betrek king blijft, heeft het dan toch ook geheel aan zich zelf te wijten. En aan het „Koloniaal" zijn, wordt het vroegere afstuitende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 169